Dan groet de mensch het rijzend morgenlicht,
gewekt, gewenkt tot arbeid, tot zijn plicht.
Hij plant, hij bouwt, men ziet hem zwoegen, draven,
tot ’s avonds toe laat hij niet af van slaven.
Hoe schoon, hoe groot, o Oppermajesteit,
is al uw werk, gevormd met wijs beleid!
Uw wijsheid streelt oplettende gemoed’ren,
al ’t aardrijk is vervuld met uwe goed’ren.

Zo had de 12de strofe van Psalm 104 in de Psalmberijming 1773 kunnen luiden.
Met deze acht regels zijn twee bijbelse verzen ruimschoots vertolkt. Het gaat
om (Statenvertaling, http://www.bijbelsdigitaal.nl/view.php?bible=sv1637
):
(22De Sonne opgaende, maken sy sich wech, ende liggen neder in hare holen.)
23De mensche gaet [dan] uyt tot sijn werck, ende nae sijnen arbeyt tot den
avont toe.
24Hoe groot zijn uwe wercken, ô HEERE? Ghy hebtse alle met wijsheyt gemaeckt,
het aerdrijck is vol van uwe goederen.

De vraag luidt: welke versdeel van deze versie werd door de redacteuren van de
berijming van 1773 als niet-schriftuurlijk beschouwd?
Was het 2009 geweest, dan zou menig lezer de wenkbrauwen optrekken bij de vele
woorden over arbeid, de plicht van de mens, het zwoegen en draven van vroeg tot
laat. Het calvinistisch arbeidsethos in optima forma, zou menigeen mopperen. ‘
’s Avonds laat’ werken, dat kon helemaal niet in het oude Israel; als het
donker is zit je bij elkaar, ga je slapen, maar van werken is geen sprake. Maar
Lucretia van Merken, de dichteres die deze Psalm berijmde, kon in die avonduren
nog mooie verzen schrijven. Haar meid had dan mooi de gelegenheid om bij de
lamp de kousen te stoppen of het koper te poetsen, of de was te vouwen.
De dominees, die de Psalm van de remonstrantse Lucretia bestudeerden, fronsten
ook al niet over dat avondlijke werk. Dan was er catechisatie, wellicht; lazen
ze de geschriften van
ontdekkingsreizigers, van kerkvaders, de nieuwste gedichten. Nee, hun probleem
school in de manier waarop de zon, vanuit vers 22, was overgeheveld naar dit
versdeel.
‘Het groeten van het morgenlicht was eene aloude plegtigheid der
afgodendienaars, en kon hier geene plaats hebben
.’ Help, druïden,
afgodendienaars in de Psalm, dat moet niet gebeuren!
En zo redden ze de Psalm voor het Gereformeerd psalmboek, door de eerste regel
om te buigen:
‘dan wordt de mensch door ’t rijzend morgenlicht gewekt.’

Allebei staat het er niet in het Hebreeuws, net zo min als het ’s avonds
laat doorwerken. Maar je moet toch wat zeggen, als je een vers wilt vullen. Dan
is de nieuwe berijming wel soberder:

De mens treedt in het licht en gaat zijn plichten
getrouw tot aan de avond toe verrichten.
(Psalm 104:6)

Maar waar komen die ‘plichten’ en die ‘getrouwheid’ nu toch vandaan? De
calvinistische Schotten weten van niets:

Comes the sun, they slink back homewards.
Man goes out to toil all day.
(Sing Psalms, 2004)

En Jürgen Henkys, die de Psalm voor de ‘Reformirten’ in Duitsland in het Duits
samenvat in 5 strofen, zegt het zo:

Von dir ist selbst die Finsternis der Nacht,
in der das Unheil schleicht und Beute macht,
von dir der Morgen, wenn die Ängste schwinden
und Mensch und Welt im Werk zusammenfinden. (Der Psalter, 1997)

Ik houd het op het laatste: een zegen, als mens en werk
samenvallen wanneer het daarvoor de tijd is, en elkaar daarna weer loslaten.

Over Lucretia van Merken: zie http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/merken

eerder geplaatst september 2009