Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

Abraxa’s haan

Columns Posted on za, juli 13, 2013 10:43:36

We zijn net op tijd. Volgend jaar is het Museum van klokken,
carillons en torenhanen van Tellin gesloten. De burgemeester heeft het gebouw
nodig om er gemeentehuis van te maken. Vijftien jaar terug kon het monumentale
pand met subsidie opgeknapt worden, mits het een culturele functie kreeg. Maar
na vijftien jaar is die voorwaarde verjaard, en kunnen de klokken en hanen
ophoepelen. Maar wij hebben geluk, nét voor de burgemeester uit. Tussen ons
door lopen gewichtige mannen met dikke ordners de inventaris op te maken. Maar
met de hanen hebben ze niets te maken; die zijn onderdeel van een
privécollectie. Die komen vast wel weer ergens goed terecht.

Tussen de hanen raak ik al gauw de tel kwijt. Vijftig,
honderd, wie zal zeggen hoeveel het er zijn? De oudste zijn driehonderd jaar
oud, de nieuwste enkele tientallen jaren. Nu pas realiseer ik me hoeveel verschillende
uitvoeringen in hanen mogelijk zijn. Platte en bolle, van zink en koper, met
brede staarten vol veren of sober als wat, met kromme papegaaiensnavels of een
recht bekkie, en allemaal hebben ze wel wat dat maakt dat je moet kijken.

De haan draagt een hele metageschiedenis met zich mee. Ik
bedoel: naast z’n quasigewichtig gedoe, de eeuwen door, lopend en kraaiend om
een toom kippen heen, sprak hij altijd tot de verbeelding. De haan heeft iets
dat een mens niet heeft, of hoogst zelden: hij kan niet wachten tot het licht
opgaat. Voor die tijd roept hij de zon al tevoorschijn. Zo heeft de haan in de
keltische traditie een lijntje met Abraxa, de godin van de tijd. Hij helpt haar
zich niet te verslapen, en de zon op stap te sturen.

Naast die heidense haan is er ook de christelijke. Die haan
die Petrus riep, drie keer toe, nog in de nacht, had die niet dezelfde stem als
de mens van wie Petrus hield, maar die hij toch niet meer kende? Heel groot is
de stap niet naar het beeld van de haan als Christus. De eersteling uit de
doden, heet het in bijbelse taal. Zoals de haan hoog op de toren het eerst
licht van de zon opvangt, zo Jezus, als de Vader hem opwekt uit de dood.

Zo beginnen een paar van de oudste liederen die ons naast de
psalmen zijn overgeleverd met de haan:

Daar kraait een haan,
een goed bericht:
weldra verschijnt het
eerste licht.
Hij wekt ons op, geeft
goede moed,
’t Is Christus die ten
leven roept
. (Lied 205:1, Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk. Een
vertaling van de oude hymne van Clemens, Ales
diei nuntius
.)

Maar met die christelijke haan is toch ook de oude Abraxa’s
vriend niet verdwenen. Vele van de hanen in het museum zijn doorzeefd met
hagel. Slaagde in de Ardennen de bruidegom erin om na de huwelijksvoltrekking
in de kerk de haan een slag in de rondte te laten maken, dan voorspelde dat
geluk. Waag nog maar een schot… Haantjesgedrag. Heidens gedoe. Maar ook
protestantse kerken, tot de zwaarste aan toe, kunnen de haan maar moeilijk
laten gaan.

Ondertussen ben ik al met de gedachten bij de
NoorderLichtkerk in Zeist. De haan uit 1931 is laatst van de toren afgetakeld;
de ijzeren constructie die hem op z’n plek hield was ernstig verzwakt. Maar
stel dat het lukt, hem weer op te lappen, dan mag hij er niet zomaar weer op
gezet worden. De gewoonte van hier spreekt me wel aan. De haan wordt, met
strikken en linten versierd, in optocht door het dorp gedragen, en kijkt bij
elk deur even naar binnen. (In Zeist wat veel gevraagd, vrees ik. ) De priester
geeft hem de zegen mee, ongetwijfeld met wijwater en een gepaste spreuk. (In
het nieuwe Liedboek staat daar helaas geen tekst voor opgenomen, maar ik vind
vast wel wat in Carmina Gadelica.) Daarna gaat hij omhoog, zette de werklieden
hem op z’n stok, en draaien ze hem drie keer in de rondte: de eerste keer voor
de priester, de tweede voor de burgemeester, de derde voor het volk. Dan zetten
ze hem stil, met zijn blik op het oosten. Daarvandaan komt het licht, jongen,
let op! Daarna wordt hij aan de wind en de lucht overgelaten. Totdat een paar
generaties later opnieuw iemand de tocht omhoog moet maken.



Waha’s hinde

Columns Posted on za, juli 13, 2013 10:40:58

La biche, de hinde, gisteren zag ik haar gaan in het bos. Ze
stak rustig een bospad over, niet bang, en verdween tussen de hoge varens. Die
biche is een dier dat in de traditie van joods en christelijk geloof een heel
eigen plaats heeft. Sinds ze in een van de psalmen (42) smacht naar water heeft
ze toch iets opgejaagd gehouden, iets kwetsbaars. En tegelijk iets waarmee een
gelovig mens zich kan identificeren:

Zoals een hert smacht
naar levend water, zo ik naar U, mijn God.

In middeleeuwse joodse handschriften duikt die hinde steeds
weer op, als beeld voor het opgejaagde volk, nergens veilig, steeds weer met
complottheorieën achtervolgd, ”t zijn vast de joden weer’… Zo componeerde de
Duitse componist Paul Hindemith, naar Zwitserland gevlucht voor de nazi’s, voor
kamerkoor ‘O a biche’, tussen 1938 en 1940, een sieraad, sterk en kwetsbaar
tegelijk.

Maar nu zie ik haar in de kerk, een witte hinde in een rozig
veld van glas in lood. Onder haar een klein mensje, het kon een kind zijn. In
het boekje, bij de ingang te koop, lees ik de legende terug. Het kind, de
kleine Etienne, bij ons bekend als Stefanus, werd door de duivel gestolen en in
het bos achtergelaten, dicht bij het huis van een bisschop. Toen deze bisschop
naar buiten kwam zag hij het kind, dat op dat moment gevoed werd door een witte
hinde. Hij nam het bij zich in huis en gaf het een vrome opvoeding.

Stefanus als eerste diaken kan nog moeilijk als zuigeling
door een bisschop opgeraapt zijn. De kerk was nog niet eens begonnen, in zijn
prille jeugd. Wat bezielde de heilige fantasten om er dit verhaal bij te
verzinnen? Van Stefanus is echt weinig bekend. Hij zorgde binnen de
christelijke eerste gemeente voor eten en drinken en onderdak voor wie niet
voor zichzelf kon zorgen: de ‘Griekse weduwen’ worden met name genoemd, degenen
die kind noch kraai hebben in Jeruzalem. Of: misschien hebben ze wel verwanten,
maar keren die zich af van hun eigen vlees en bloed wanneer moeder of oma zich
aansluit bij zo’n rare groep van ‘mensen van de weg’. Stefanus als de witte
hinde die voor het ouderloze kind zorgt, of voor de kindloze oudere?

Misschien dacht de fabelverteller ook wel aan die andere
grote verhalen over zuigelingen die door dieren gevoerd werden. De grondleggers
van de machtige Romeinse cultuur hadden hun levenskracht van de wolven
opgezogen, Romulus en Remus. Vanaf dat moment is de weg van Rome getekend door
geweld en je sterker voordoen dan je bent. Deze man aan de basis van de kerk
moest het hebben van een hinde, toonbeeld van kwetsbaarheid. Gevoed door een
hinde, zo zijn we begonnen, wij mensen van de weg. Laten we het niet vergeten.

Nee, heiligenlevens vertellen zelden rechttoe rechtaan de
feiten en vondsten. Ze zetten de mensen van God in een ander licht, door hen te
verbinden met andere werelden, andere wezens, dieren, vogels, en zelfs engelen
en sneeuwvlokken. Want zo eindigt de cyclus van Stefanus, een paar ramen
verder: daar zit hij geknield, in een donkerblauw vlak. En overal om hem heen
witte vlekken. Stenen die hem raken? ‘Het was alsof de hagelbui van stenen als
zachte sneeuwvlokken op hem neerdaalde’, schreef Gregorius van Nyssa in de
vierde eeuw. Het beeld raakte de kunstenaar, Jean-Michel Folon, en dat is te
merken…

Dan toch jammer: het tweede raam maakt dat ik me
ongemakkelijk voel. Vijf puntmutsmannen, met open monden en handen voor de
oren. Het onderschrift meldt dat het om rechters gaat die hun oren
dichtstoppen; iets verderop, in een vitrine, hangt een karton met een andere
tekst; de kunstenaar liet zich inspireren, lees ik, door een raam uit de 13e
eeuw in de Nôtre Dame van Parijs. Daar gaat het om de joden, een puntmuts op, die
hun oren sluiten en hem stenigen: ‘les juifs irrités, coiffés d’un bourret
pointu, se bouchent les oreilles et le font lapider.’ Ze weigeren naar het
getuigenis van Stefanus te luisteren, immers. Zo staat het in het bijbelboek
Handelingen, dat is waar, 7:57: ‘ze schreeuwden en tierden en hielden hun
handen voor hun oren.’ ‘Ze’, dat zijn de rechters, de leiders. Door er nu het
hatelijke middeleeuwse beeld op te plakken van de joden met hun puntmutsen
draaien alle beelden om. Want waren in die tijd, en daarna, de joden niet de
hinde, en de puntmutsen de Hunnen, de afstammelingen van Romulus en Remus, met
kracht, haat en geweld?

Prachtig, een beroemd kunstenaar te vragen zich te laten
inspireren door de oude verhalen en beelden, en hem de kans te geven een kerk
uit 1050 een nieuwe betekenislaag mee te geven. Met liefde en aandacht voerde
hij het uit, Jean-Michel Folon, van 2002 tot 2004. Maar wat jammer dat niemand
hem kon behoeden voor deze valse tonen.

Het laatste raam is het enige met een tekst. We zien een
hand van boven komen, met een krans, een ‘stephanos’ in het Grieks, richting
een kruis van woorden. ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest. Heer, reken hun deze
zonde niet toe.’ Die woorden kunnen eindeloos herhaald worden. In beeldtaal, in
teksttaal, in stilte. Als sneeuwvlokken die vallen en een wereld wit maken. Wit
als die hinde.