Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

… en alle dagen nieuw

Liturgie en kerkmuziek Posted on ma, december 30, 2019 15:11:08

God, u, ouder dan wij ons kunnen voorstellen,
tegelijk alle dagen nieuw,
God, uw Geest de hartslag van een schepping die steeds weer verandert,
help ons de veranderingen in het gezicht te zien,
dat we vertrouwen hebben in uw weg met ons.
Geef ons de moed om de visie en wijsheid te waarderen van wie we tegenkomen.
Open ons, zodat we u horen spreken,
door mensen van wie we het het minst verwachten,
op onverwachte plaatsen,
op onverwachte momenten.
Geef ons de moed om het onbekende met vreugde te omarmen,
en daarin de kansen voor uw stralende nieuwe wereld te onderscheiden.

Hierna is er gelegenheid voor persoonlijk gebed, in stilte, of door het aansteken van een kaarsje en het noemen van een intentie.

afgesloten met: zo zingen wij samen:

Neem mij aan, Liedboek 833 .

Zegenbede aan het slot:
Dat we onze zegeningen niet vasthouden
maar uitdelen,
dat anderen opnieuw leren dansen,
dat kinderen goed gevoed worden,
dat mensen bruggen bouwen naar elkaar,
dat genade de hele wereld overspoelt,
in Jezus naam!
Amen.

Bron: Gebed, David Coleman and Zam Walker, Taken from
Going Home Another Way, Daily readings and resources for Christmastide, Neil Paynter,
Wild Goose publications, www.ionabooks.com
Zegenbede aan het slot: Thom M. Shuman, in ‘The Same Old Way? A liturgy for a new year’,
Wild Goose publications, www.ionabooks.com



Hymn Technology

Liturgie en kerkmuziek Posted on vr, juli 19, 2019 09:03:55

Dat een kleine kerk van, zeg, gemiddeld tien kerkgangers,
geen ervaren musicus tot z’n beschikking heeft is geen wonder. Hoe doe je het
dan? In Nederland maakte ik bij vieringen door de week wel een cd-speler mee,
altijd een beetje zenuwenwerk: krijgen we echt het goede nummer op het goede
moment? En is met deze track eigenlijk wel goed mee te zingen?

In het Verenigd Koninkrijk is dat nog veel meer een
probleem. In afgelopen jaren maakte ik al heel wat ingeblikte muziek mee, en
zelfs een preek op video. Deze zomer, in Bunessan, ja, inderdaad, van ‘Morning
has broken’, op het eiland Mull, stond een mij onbekend apparaat vooraan in de
kerk: the Hymnal Plus. Een soort minicomputer met een groot display; de persoon
die het bediende stond steeds even op, drukte op het volgende icoontje, en een
lied begon. Steeds een regel vooraf, zodat we konden gaan staan, daarna ons
gezang.

Eigenlijk was het een ideale oplossing. Om de stemmen een
beetje te helpen, en zeker die van de dominee, een lage alt, waren alle tunes
drie tonen lager gezet. Als je dat een musicus vraagt weigert die, maar dit
apparaat doet gewoon alles wat je wilt. Enthousiast geworden zoek ik thuis de site op, https://www.hymntechnology.com/ . Ik
leer daar dat er nog veel meer mogelijk is: ze hadden ook nog een ritmesectie
kunnen toevoegen, of het orgel van een grote kathedraal kunnen laten klinken,
daar in Bunessan. Of een heel orkest met strijkers en al.

En het meest bijzondere: ze spelen ook in op het
onvolkomene. Nee, The Hymnal Plus speelt alle noten goed en heeft een perfecte
timing. Maar in levend spel klinkt er weleens wat onregelmatigs door, en dat
geeft de muziek karakter. Met de functie ‘Humanise’ voeg je eenvoudig wat slordigheid
toe aan het spel. Net echt!

De kast zelf kost nogal wat, zo’n 2200 Pond, dus nog even
wachten tot de devaluatie na de Brexit. En dan heb je nog niet je eigen
liedboek: in Bunessan hadden ze voor GBP 199 het Church Hymnary 4 erbij
gevonden. Liedboek 2013 staat nog niet in de lijst, nee, maar met al die
Engelse melodieën die daarin staan komen we zeker uit de voeten.

Wel jammer dat ik niet goed kon meezingen. Die toontjes
lager bekwamen me slecht, dat om te beginnen. Maar vooral: zo karaoke zingen heeft
iets heel mechanisch. De sfeer van: wij zijn met weinig, wij zijn niet goed in
zingen, wij kunnen het niet alleen, drukte me neer. Iemand die het gewoon
durft, in te zetten, a cappella, en dan met elkaar er het mooist haalbare van
maken, zou dat niet meer lijken op de zang die harten optilt en een deur
openzet?

En o ja, er zat ook een afstandsbediening bij, daar in Bunessan, maar die deed het niet.



Christus ging als eerste

Liturgie en kerkmuziek Posted on do, januari 10, 2019 19:43:20

Zondag 13 januari: de dag van de doop van de Heer. Bij die dag hoort lied
523, Christus ging als eerste. Inge Lievaart schreef de tekst. Voor het Ouderlingenblad schreef ik er een stukje over.

Soms is het alsof de tijden samenvallen. Bij een geboorte: het licht dat de kamer binnenviel, die vroege morgen van ons eerste kind, vergeet ik niet meer. Bij een overlijden: een woord, een blik van verbondenheid blijft je dagen, jaren bij. Op kernmomenten, crisismomenten balt het leven zich samen in één gebaar, één woord, één blik.
Dichters kunnen dat vastleggen met woorden. Zo speelt Inge Lievaart de tijden door elkaar. Zo vat ze die tijden ook samen: uit het water, de diepte, de oervloed van het Begin rijst Christus op, als dopeling, als geredde en Redder tegelijk. De tijden vallen samen, deze dag, Genesis 1 tot Openbaring 22, met in het stralende midden de doop van de Heer.

Epifanie
In de traditie van de oude kerk was de Doop van Christus het grote Feest van het begin, dat voor ons nu meestal Kerstfeest is. De verschijning van de Heer aan herders, aan wijzen, in de tempel vindt het hoogtepunt in de verschijning, de ‘Epifanie’ voor de ogen van allen: Het Lam van God dat wegdraagt de zonde van heel de wereld! Vandaar ook dat dán het nieuwe jaar begint. De wereld die stil en doods te wachten ligt, in het midden van de winter, wordt opgeschrikt en opgewekt door deze Ene. De doodsjordaan ligt achter ons, het leven ligt open. Waar de doodsnacht heerste, wenkt en lacht het licht.

Redeneren of zingen?
Over wie Jezus was zijn dikke boeken geschreven. In en om de kerk hoor je heel verschillende meningen. Discussies brengen lang niet altijd helderheid. Waarom Jezus Christus leefde, leed en stierf? Daarover kunnen we best lang praten. Hoe zit dat, verzoening van onze zonden door het lijden van Één? En wat is ‘opstanding’ eigenlijk, hoe moeten we dat zien?
Inge Lievaart redeneert daar niet over: ze laat het in haar lied gewoon gebeuren. ‘Al wat wij misdeden is met Hem vergaan.’ Het is alsof we met open mond staan te kijken – de weg ligt open voor ons. ‘Wie gelooft is heden met Hem opgestaan.’ Schepping en doop, kruis en opstanding, ze vallen samen. Als bij een geboorte, als bij een overlijden, als op de eerste dag van een nieuw jaar.
Soms is het alsof de tijden samenvallen. Het licht, de blik van de ander, een hand op je arm, ze maken je even los van wat je dwars zat. Je weet je gedragen, de Jordaan voorbij. Dat is het feest van de doop van Christus. Mijn doop.

523:1
Christus ging als eerste
waar het water stond,
waar de diepte heerste
schiep Hij vaste grond.
Al wat wij misdeden
is met Hem vergaan.
Wie gelooft is heden
met Hem opgestaan.

(I.v.m. copyright niet het hele lied opgenomen. Meer in Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk.)



Laat ze maar roepen!

Liturgie en kerkmuziek Posted on za, november 17, 2018 11:14:56

Allemaal mensen om je heen, dag aan dag, ze roepen dit en
vinden dat. Je moet, je zal, je had beter… En als je dan ziek wordt, of met
beperkingen moet leven, een lastig lichaam hebt, of je hoofd wil niet, wat moet
je dan? Je wordt letterlijk ‘benauwd’, in het nauw gebracht. Kruipt weg of
wordt boos. Dit lied gaat daar over. Maar als lied geeft het een uitweg, schept
het zingend de ruimte die je nodig hebt. De ruimte die God je gunt. Een ‘helend
lied’, dus. Juist door die heel gewone taal: laat ze maar roepen!

De taal heeft iets van een expressief schilderij. Korte
zinnen, als felle strepen op het doek: smart!, vreugde!, chaos! Je kunt er ook
niet altijd een kloppend verhaal van maken, laat het maar gebeuren. Probeer
geen te vroege vrede te vinden, laat je niet sussen door woorden die niet
kloppen, die niet passen. Aan het slot klinkt het dan bescheiden, maar helder:
lijden, pijn, smart – het is bekend bij Christus, dat is genoeg. Alsof hij je
aankijkt, onder het zingen, onder het zwijgen.

Bij dit alles is de uitnodiging duidelijk: rust nu mijn
ziel! Elke strofe begint met die woorden. Elke keer daalt het wat verder in. Om
je te laten ervaren: de ruimte – dat is Góds ruimte, niet van al die mensen die
om je heen staan te dringen.

Vanuit Nederland zijn er al heel wat reizigers richting Iona
gegaan, dat kleine eiland aan de westkust van Schotland. De Iona-community
biedt gastvrij onderdak, met een heel eigen spiritualiteit. Daarvandaan komen
ze weer terug, als pelgrims die wat hebben meegemaakt. Als je ze vraagt wat dat
nu is zeggen ze vaak iets als: de verbondenheid van hemel en aarde, lichaam en
ziel, God en mensen.

Dit lied namen ze mee. Het is ontstaan rond de
‘healing-service’ die elke week in de Iona-abbey-church gevierd wordt.
‘Healing’, dat is geen gebedsgenezing door een krachtige charismatische leider,
maar het durven knielen in een kring van andere mensen, en je laten raken door
de zegen, de handen, de gebeden van velen. De melodie is een zangerige Schotse
‘tune’, door John Bell gecomponeerd. Meerstemmig gezongen wordt het nog mooier
– met nog meer ruimte. Vanzelf zing je het niet luid en vol overtuigingskracht,
maar stil, open, verwachtingsvol. ‘Soms even raakt hemel de aarde’, God geve je
dat, God geve mij dat!

932:1

Rust nu mijn ziel. Laat ze maar roepen,

dringen om ruimte die God toebehoort.

Smart kent haar klacht, vreugde haar zingen,

chaos vraagt een herscheppend woord.

2

Rust nu mijn ziel. Zoek niet onrustig

te vroege vrede, maar geef je aan God.

Voedsel is het dat niet verzadigt,

drinken te over, toch kwelt dorst.

3

Rust nu mijn ziel. Dit is jouw lichaam,

jouw lastig lichaam, hoe word je weer heel?

Soms even raakt hemel de aarde;

God geve dat je ziet en weet.

4

Rust nu mijn ziel. Weet je geborgen,

durf te geloven, hoor: God heeft je lief.

In pijn en leed deel je in Christus,

Hij kent de smart, Hij roept: vrees niet.

Ook opgenomen in Ouderlingenblad mei 2017



Gastcolumn: Katholieke kaarsen in gereformeerd getijdengebed

Liturgie en kerkmuziek Posted on wo, maart 16, 2016 20:00:22

gastcolumn, geschreven door Bastiaan Visser, predikant in opleiding bij de Pniëlwijkgemeente in Zeist. Reacties onderaan zijn zeer welkom!

Op een heldere winteravond bezoek ik het open avondgebed van
de Noorderlichtgemeente in Zeist. Dit wekelijkse avondgebed is ontstaan uit
bijeenkomsten in de stille week die zich uitbreidden naar de 40-dagentijd, de
adventstijd en vervolgens naar het hele jaar met uitzondering van de
zomermaanden. Bezoekers zijn een vast groepje gemeenteleden, maar het gebed is
‘open’ voor iedereen en de predikant verzekert vooraf dat ik welkom ben.

Het stijlvolle, klassieke kerkgebouw is donker, maar het
zalencentrum achter de kerk straalt warm licht uit. In een hoek van een ruime,
wat kale zaal staan een tiental stoelen rondom een eenvoudig houten tafeltje. In
het midden staat een brandende kaars omringd door waxinelichtjes, waarvan er
een paar in kruisvorm branden. Wanneer ik in de stille kring een plaats inneem,
voel ik hoe fris het is. En direct is er een associatie met de kloosterkerk
waar ik een paar dagen per jaar deelneem aan de getijdengebeden. Een frisse ruimte
die uitnodigt om te verstillen en geconcentreerd aanwezig te zijn, waarna de
aanvangstekst helder binnenkomt:

“Mag ik niet
verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden?
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja wacht op de HEER.

Als theologiestudent ben ik op zoek naar liminaliteit in een
liturgische praktijk. Een begrip dat in de liturgiewetenschap gebruikt wordt
voor de steeds flexibeler wordende liturgie die van de ene naar de andere vorm
beweegt. Een beweging waarin verschillende tradities gemixt worden en de
liturgie steeds meer een tussenvorm lijkt op weg een volgende fase.
Liminaliteit is een abstract begrip dat vanavond echter opeens een gezicht
krijgt door deze eeuwenoude woorden uit psalm 27. In de aan Zeist grenzende
plaatsen Bunnik en Utrecht is veel aandacht voor de limes, de oude grens van
het Romeinse rijk. Dit avondgebed plaatst op de grens van ‘het land van de
levenden’ waar de komst van de Heer verwacht wordt. Een grens die liminaal is,
dat wil zeggen vloeiend, een overgangssituatie vormend. Want is het land van de
Levende niet daar waar Hij verwacht wordt? Waar Zijn aanwezigheid gerepresenteerd
wordt door het stille kaarslicht in het midden van de kring? Waar Zijn woorden
klinken in het vervolg van de psalm:

“De HEER is mijn
licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?
Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?”

In deze eenvoudige, half uur durende liturgie worden nog
meer grenzen overschreden. Na woorden van inkeer die beantwoord worden met
‘Heer, ontferm u over ons’, volgt lied 900 uit het nieuwe liedboek. Een
hertaling van een tekst van Theresia van Avila: “Laat niets je verontrusten of
wanhopig maken, wie zich aan God vasthoudt komt niets tekort, God alleen is
genoeg.” Oude kloosterwoorden worden afgewisseld met liederen uit de tradities
van Iona en Taizé. Prachtig a capella en meerstemmig gezongen waarmee deze
verschillende kloostertradities moeiteloos verweven worden tot een gereformeerd
getijdengebed. Grenzen van tradities worden overschreden en monden uit in een
meditatieve stilte.

Aan het einde van de viering is er het ‘open gebed’. Elke
deelnemer kan een waxinelichtje aansteken en een gebed uitspreken terwijl het
waxinelichtje bij de kaars in het midden wordt geplaatst. Er wordt gebeden voor
een gemeentelid die een moeilijke periode doormaakt; voor een familielid met
psychische klachten en voor de vluchtelingen wereldwijd. Er is ook gebed voor
een overleden dierbare, waarbij het door me heen flitst dat hier een
gereformeerde grens overschreden wordt. De waxinelichtjes in het midden branden
stilletjes rondom de grote kaars. Katholieke kaarsen in de zin van gebeden die
present gesteld worden rond het centrale licht van Christus. Ik voel schroom om
zelf een waxinelichtje aan te steken en te danken voor deze bidders. Om te
danken voor dit getijdengebed dat uit allerlei tradities is samengesteld, maar
deel uitmaakt van de eeuwenlang gebeden getijden, gebeden op de grens van tijd
en eeuwigheid.

Na een gezamenlijk gebeden Onze Vader en een zegenlied gaat de groep stilletjes groetend
uiteen. Ik merk dat ik in mijn hoofd automatisch door associeer en vader abt
het getijdengebed hoor besluiten: “Moge de almachtige God Zich over ons
ontfermen,
onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwig leven.”

Wanneer ik de snelweg naar huis opdraai, is daar opeens een
heldere, volle maan die een verstild licht uitstraalt. Alsof de winteravond de
kern van het avondgebed herhaalt: “De
HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?”

Bastiaan Visser



De nieuwe psalmberijming: Psalm 4

Liturgie en kerkmuziek Posted on za, november 07, 2015 21:09:55

Bij:
www.denieuwepsalmberijming.nl , een project van Jan Pieter Kuyper, Arie
Maasland en anderen

In een uitgebreider artikel ga ik wat verder in op deze nieuwe
berijming. Aan de hand van Psalm 4 geef ik aan waar mijn moeite ligt.

Psalm 4 is een avondlied, waarin de zanger, de bidder, zijn leven aan
God voorlegt. Met moeite en nood en al, maar ook met vertrouwen. Een haast
boze, verontruste roep tot God, én geloofsvertrouwen volgen elkaar op. In deze
berijming zijn de contrasten weggevallen. Het lijkt ook alsof het eindigt als
een lied over een zalig uiteinde en een eeuwig voortleven bij God. Daarover
heeft de bijbelse psalm het niet. Het is een vroom lied geworden, een
weerspiegeling van de geloofsbeleving in piëtistisch reformatorische kring.
Maar de kracht, de spirit van de psalm is dieper en breder. Hier de tekst, met
een paar van de mogelijke opmerkingen.

1. Wanneer ik roep, wilt U dan
horen,
o God van mijn gerechtigheid?

Dit is een keurige en beleefde zin. God ter verantwoording roepen, dat
dóe je niet! Maar de bijbel is steviger, eisender. Die doet dat wel, en valt
daarom direct met de deur in huis.

Geef ademruimte als tevoren.

‘Als tevoren’- als zanger ga ik me dan afvragen over welke periode het
gaat. Ik ‘val uit het lied’, om het zo te zeggen, ik word innerlijk afgeleid.
Dat zingt niet fijn!

Als U niet helpt ben ik verloren.
Luister genadig, kom op tijd.
Hoelang nog klinken ze, die lege
beschuldigingen tegen mij?
Heersers, bedenk: ik heb Gods
zegen.
Wie mij wil treffen, krijgt Hem
tegen.
Wanneer ik roep, dan luistert
Hij.

2. Voel je je hart van boosheid
beven,
bedwing je dan en zondig niet.
Laat God zijn laatste oordeel
geven.

‘Wreek jezelf niet, maar laat God oordelen’, zegt Paulus ergens. Maar
de psalm zegt dat niet. Dat ‘laatste oordeel’ van God wordt zo toch de psalm
binnengesmokkeld.

Schenk Hem het offer van je
leven.

Breng de juiste offers, zegt de psalm zelf – maar hier: het offer van
je leven. Opnieuw een bijbelse gedachte, een invulling die erbij geplaatst is
als invulling van een open mogelijkheid. Dat sluit de weg af om als
zanger/bidder te denken aan die ene stap die je straks zou willen zetten. Het
offer van mijn leven, dat is wel veel, hoor!

Blijf rustig tot Hij uitkomst
biedt.

‘Keep calm’! Een mooi advies – maar niet in de psalm te vinden.

Ik hoor hoe velen zich beklagen:
‘Is er een blijvend perspectief?’

Ik hoor hoe velen zeggen: YOLO, You only live once, er is geen blijvend
perspectief. De vraag die ze wél vaak stellen: wie maakt ons gelukkig? En dat
is nu juist de vraag van de psalm. De vraag die hier gesteld is kan in
binnenkerkelijke kring wel heel groot zijn; maar staat niet zo in Psalm 4.

God, antwoord op de bangste
vragen,
wees zelf het licht van onze
dagen.
Toon Uw gelaat en heb ons lief.

‘God, heb ons lief’ – is dat niet een te angstige vraag? God heeft de
mens lief; ‘alzo lief…’. Er staat niet meer dan: ‘Laat het licht van uw gelaat
over ons schijnen’.

3. Zij zoeken vreugde van beneden
in brood en wijn, in hier en nu.

Het gaat hier om eten en drinken en vrolijk zijn, ‘koren en wijn’, zegt
de bijbeltekst. Zeg maar, Nabal de dwaas, de rijke dwaas uit het evangelie.
Maar hier wordt dat omgezet naar ‘brood en wijn’. De combinatie ‘brood en wijn’
is in de traditie nu juist vaak symbool van avondmaal, van in vrede delen in de
eenvoudige tekenen van Gods aanwezigheid. Dat kon wel eens verwarrend werken!

De mijne overstijgt het heden:
U laat mij slapen in uw vrede,
voor altijd veilig dicht bij U.

Gaat het nu over de hemel? Gaat deze psalm nu over ‘voorbij het hier en
nu’, over de hemelse tenten? Door het zo te verwoorden is de eerste betekenis,
‘gewoon’ een lied om te bidden voor het slapen gaan, een lied van vertrouwen
als deze nacht valt, verdonkeremaand. Terwijl het juist de doorkijkjes, de
dubbele bodems, de dichterlijke doorverwijzingen zijn die maken dat een lied,
een psalm, een plaats in je hart kan krijgen. Jammer!

De melodie van Psalm 4 in het Psalmboek is niet eenvoudig. Tien regels,
lastig te zingen. In de Duitse versie van de Geneefse Psalmen, ‘Der Psalter’,
hebben ze deze melodie van Psalm 4 gehalveerd: na de vijfde regel stopt hij.
Dat zingt wel een stuk gemakkelijker…

In Liedboek 2013 staat Psalm 4 ook in een versie van Alexis de Roode,
die vrij strikt de bijbeltekst volgt, op een nieuwe melodie: ‘Verhoor mij als
ik roep tot U!’ De Roode is een jonge dichter, die toch niet terugschrikt voor
het woordje Gij. En die zo eindigt:

Een vrede daalt in mij, meteen,
en ik val waar ik lig in slaap.
Gij geeft mij in de nacht een
huis
dat van vertrouwen eeuwig staat. (Lied 4a:5)

Zo blijft het lied een avondlied, mét uitzicht.



Nieuwste Psalmberijming

Liturgie en kerkmuziek Posted on za, november 07, 2015 21:03:43

De nieuwste nieuwe psalmberijming

Een nieuwe tekst op de oude noten. Wie die oude muziek niet kan missen
maar de verouderde tekst niet meer kon volgen kan daar blij mee zijn. In de
jaren na 1550, zo ruwweg het begin van de psalmberijming in Genève, heeft de
muziek al heel wat nieuwe teksten gedragen.

Kerken en hun zangers in de ‘stille’ hoek van de gereformeerde zuil
merkten de laatste jaren dat ‘hun’ berijming, die van 1773, meer en meer
onbegrijpelijk werd. Als dan ook de manier van zingen verschuift van isoritmisch
(‘op hele noten’) naar ritmisch komt er nog een probleem bij: de klemtonen in
de oude tekst passen vaak niet. Overstappen op de ‘nieuwe berijming’ van 1967
ging ook zo gemakkelijk niet meer: die taal heeft toch ook al weer vele
ouderwetse uitdrukkingen. Het nieuwe Liedboek van 2013 bood wel nieuwe
psalmvarianten, (23a,b,c,d,e,f,g bijvoorbeeld), maar die staan dan weer op
andere melodieën.

Niet verwonderlijk dat er bij de liefhebbers van ‘Genève’ een
stroomversnelling aan nieuwe psalmedities ontstond. Een daarvan is die van de
Stichting Dicht bij de Bijbel, te vinden op www.denieuwepsalmberijming.nl .
November 2015 vindt de presentatie plaats, met een eerste selectie van 30
psalmen. (Daarnaast komt uit de kring van Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt
‘levensliederen’, www.levensliederen.net,
en uit de Gereformeerde Gemeente een berijming van ds. Meeuse.)

De eerste psalmen die op www.denieuwepsalmberijming.nl verschenen trokken mijn aandacht – en stelden
mij toch ook wat teleur. Ik wist niet precies wat ik miste, maar er sprong geen
vonk over. Nu er meer materiaal beschikbaar komt wil ik toch nog eens wat beter
kijken. Is het gewoon een kwestie van wennen? Het streven is toch mooi: een rehabilitatie,
een come-back van de psalmen, gezongen, in de vorm van Genève. Rehabilitatie betekent
letterlijk: met nieuwe kleding, een nieuwe mantel, kleden – dat zijn de psalmen
wel waard.

Uitgangspunten

De Nederlandse taal

De dichters kiezen voor Nederlands dat dicht bij de taal van nu staat,
zeggen ze. Geen ‘Gij’ meer voor God, geen samenvoegingen als ‘kind’ren’, geen
oude werkwoordsvormen. Aan de andere kant hoeft het niet de taal van de straat
te worden; het is nu eenmaal zo dat elke context een eigen taalwereld heeft.

Daarnaast willen ze zo goed mogelijk de bijbelse tekst zelf weergeven,
en niet meer zeggen dan dáár staat. Anders dan de oude berijming, die vaak
extra regels moest vullen om tot het gewenste aantal strofen te komen, kiezen
zij voor compact.

De herkomst van de tekst is de reformatorische zuil. Daar is het
gebruik van de Godsnaam ‘Here’ heel gewoon; die komen we dan ook vaak tegen.
Ook zijn woorden als ‘redden’, ’toorn’, ‘hemelingen’ niet taboe. Zodra een
woord naar God verwijst krijgt het al gauw een hoofdletter: anders dan in de
gangbare liedboeken zelfs het bezittelijk voornaamwoord, ‘ toon Uw gelaat.’

Rijm en vorm

Het Hebreeuws kent geen rijm, maar heeft andere vormen om kracht aan de
taal en de beelden te geven. Klankrijm hoort daar bij, een herhaling van gelijke
klanken. Maar zeker onmisbaar is de herhaling van dezelfde gedachte in andere
woorden, de parallellie van zinshelften:

U, HEER, bent een schild om mij
heen,
u bent mijn eer, u houdt mij
staande.(3:4)

In deze berijming wordt ruimte gewonnen door de verdubbeling of
stapeling zo nu en dan te vermijden, en dan geen parallellie op te nemen.

Vanaf de eerste Franstalige versie kent de berijming een duidelijk
gebruik van rijmwoorden. Dat schema houdt ook deze vertaling strak aan. Perspectief rijmt op lief, God op complot. (En anders
dan in de 18e eeuw mag rouwen
op benauwen rijmen.)

Theologie

Het is een psalmberijming voor de christelijke gemeente. Dat lijkt een
open deur – maar het heeft in dit geval veel invloed op de keuze van berijmen
en vertalen. Psalm 2 gaat over de koning, die als zoon van God gezien wordt,
een psalm die bijvoorbeeld bij de troonsbestijging van David, Salomo, Hizkia
gezongen kan zijn. In de christelijke traditie herkende men koning Jezus in die
woorden. Op grond daarvan kiest de berijming voor hoofdletters: ‘God en zijn
Gezalfde’, ‘Kniel voor de Zoon’. Daarmee wordt de tekst van een aantal
mogelijke betekenislagen ontdaan: het gaat hier nu over God de Vader en de Zoon.

Het beeld dat de psalmen van God geven is zeer divers. Soms wat ruw,
krijgszuchtig, soms vredelievender, het psalmboek is de bijbel in het klein:
zoveel manieren om over de Eeuwige te spreken, te zingen, tot hem te bidden,
zelfs in dagen dat hij niet lijkt te luisteren. In een enkele psalm lijkt hij zelfs
op een held die zijn roes heeft uitgeslapen en, boos wakker wordend, zijn
tegenstanders achtervolgt. Voor een christelijke gemeente wil dat wel eens
verwarrend zijn: dan is het prettiger om God op een wat eenduidiger en
beschaafder wijze af te beelden.

Zo ook in Psalm 2: ‘die in de hemel zetelt lacht, hij zal de vijanden
bespotten’, staat daar. Nu is het in sommige kringen de vraag of God en Jezus
wel kunnen lachen: lachen is namelijk het ‘niet serieus nemen van de situatie’.
Op spreekbeurten over de psalmen heb ik over dat vers uit Psalm 2 al veel
vragen gekregen: moet dat niet anders vertaald worden? Nee, dus. Maar de
berijmers lieten de notie weg uit de berijming. Het spotten bleef over:

Daar spreekt de HEER vanuit zijn
hemelwoning,
een boze stem vol goddelijke spot.

De brontekst

Lastig, om mensen te vinden die Hebreeuws lezen, en tegelijk dichters
zijn! De dichters van de berijming 1967
en die van Psalmen voor Nu lieten
zich, als ze zelf al geen grondtaal beheersten, bijstaan door kenners. Hoe deden
Kuypers, Maasland c.s. van de Nieuwe
Psalmberijming
dat? In ieder geval is de ontwikkeling van de kennis van de
grondtekst hen voorbij gegaan. Sinds de Statenvertaling, 1618-1637, zijn er vele
oude handschriften van de bijbel gevonden. Op grond daarvan hebben de
bijbelgenootschappen wereldwijd een grondtekst vastgesteld, die de basis vormt
voor al hun vertaalwerk. In reformatorische kring is dat nog moeilijk wennen.
Ook de Herziene Statenvertaling gaat nog uit van de visie uit 1637. Je ziet dat
direct in Psalm 23, dat eindigt met: ‘Ik zal terugkeren in het huis van de
Eeuwige tot in lengte van dagen’. Hier kiest de berijming voor de oude tekst:

U wilt mij levenslang uw liefde
tonen.
Voorgoed zal ik in uw nabijheid
wonen.

Voorbeelden

Als ik met deze punten in het achterhoofd een aantal berijmingen
bekijk, krijg ik wat duidelijker dat mijn aanvankelijke reserve niet zonder
reden was.

De 13 verzen van Psalm 2, 32
regels, krijgen een beknopte berijming in twee strofen, 16 regels. De tweede
daarvan:

2. De HEER gaf Mij zijn goddelijke
woord:
‘Jij bent mijn Zoon; Jou heb ik
uitgekozen.
Er is geen land dat Jou niet
toebehoort.
Verniel als aardewerk de
goddelozen.’
Heersers, denk na! Je moet je nu
bekeren.
Kniel voor de Zoon en luister
naar zijn stem;
anders zal Hij je als een vuur
verteren.
Je bent pas veilig als je schuilt
bij Hem!

Van een lied met meerdere lagen, waarin je woorden herkent die later
Jezus zal zeggen: ‘Ik ben gekomen om een vuur te werpen op aarde’, is het
mededelingentaal geworden. Voorwaardenstellend, in managementstaal… Nadat in
vers 1 de lach van God al verdwenen was, verandert hier de laatste regel, een
verademing: ‘Gelukkig wie schuilen bij hem’, in een boze frons met opgeheven
vinger.

Psalm 4, de avondpsalm, past
nu in twee en een half vers, net als in Berijming
1967
.

Het begint zo:

1. Wanneer ik roep, wilt U dan
horen,
o God van mijn gerechtigheid?
Geef ademruimte als tevoren.
Als U niet helpt ben ik verloren.
Luister genadig, kom op tijd.

‘Hoor!’, roept de Psalm, stevig en eisend haast. Het ‘wilt U dan horen’
is opeens veel beleefder, God ter verantwoording roepen, dat dóe je niet! Bij ‘ademruimte
als tevoren’ lijkt het alsof het juiste aantal lettergrepen en het rijmwoord
voor ‘verloren’ gevonden moest worden – beide woorden vinden geen steun in de
brontekst.

Verderop in de psalm komt een volgende vraag op:

Ik hoor hoe velen zich beklagen:
‘Is er een blijvend perspectief?’
God, antwoord op de bangste
vragen,
wees zelf het licht van onze
dagen.
Toon Uw gelaat en heb ons lief.

In de bijbel stond de vraag: ‘Wie maakt ons gelukkig?’ Die vraag zal
altijd gesteld worden. Die vraag naar ‘het blijvend perspectief’, is dat
dezelfde vraag? Het lijkt me zeker niet. Het is een ‘binnenkerkelijke vraag’,
voor mensen die bekommerd zijn om eeuwig heil wellicht – dat is niet de
grondvraag in de psalm. Toch eindigt de berijming wel zo, met een hemels beeld:
U laat mij slapen in uw vrede,
voor altijd veilig dicht bij U.

Verder en verder lezend, zingend, komen er meer en meer vragen, voel ik
me struikelen bij gedachten, formuleringen. Zoals bij Psalm 8:2:
2. De eerste woordjes die een kind kan
uiten,
gebruikt U om uw vijanden te
stuiten.
De kleuter is, wanneer hij met U
praat,
een wapen dat de tegenstand
verslaat.

Ik zie het niet voor me, er gebeurt hier niets. Waar ligt dat aan? Dat
een kind ‘woordjes uit’, dat zegt geen mens. Dat een kleuter met God praat, wie
weet, soms hoor je de mooiste zinnen in een kindergebed. Maar in Psalm 8 gaat
het niet over kindergebeden. Het gaat hier over alle dingen omgekeerd, de macht
die ligt bij de kleinen, met of zonder geloofstaal. Het gaat ook over het
Magnificat, de Lofzang van Maria, en over nog veel meer.

Spirit van de taal

Eigenlijk komt in dit alles naar voren de vraag naar de spiritualiteit
van taal.

Er zijn psalmverzen die mensen uit het hoofd kennen.

‘O, als ik niet met opgeheven
hoofde zijn heil van dag tot dag verwachten mocht’, 27,

‘Heer, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken’, 139,

‘Ik sla mijn ogen op en zie de
hoge bergen aan: waar komt mijn hulp vandaan?’ 121.

Het zijn verzen waarin het ‘ik’ meetrilt met het ‘wij’ van de vele
generaties die de psalmen eerder zongen. Ze geven toegang tot de psalm als
geheel. Ze leiden de zanger naar binnen. Ze maken dat het soms gaat prikken
achter de ogen; en dat je ze in een uitvaartdienst wilt laten zingen.

Daartoe kent de dichter wegen die niet zomaar te reproduceren zijn.
Klanken en binnenrijm doen mee (ogen-hoge bergen), de manier om pauzes te
plaatsen, net even een andere rijmwoord dan je zou verwachten, het openen van
een beeld, een vergezicht, een geloofswoord.

Hier schiet deze berijming gewoon voortdurend te kort. Het is een
rijmpsalm geworden, zoals er in 1773 psalmen in verschillende berijmingen
aanwezig waren, en daaruit is een combinatie samengesteld. Maar rijmen op zich
is geen kenmerk van geloofstaal. Geloofstaal leeft in het ongerijmde.

Wat drijft de volken, wat bezielt
ze toch,
wat is de waanzin toch die zij
beramen?
De groten staan gewapend tot de slag,
de machtigen der aarde spannen
samen.

‘Toch’ rijmt toch niet op ‘slag’? Toch wel – wat hier wringt in het
rijm geeft in detail weer waar het op de hele wereld aan scheelt.

Het is een oude vraag. De Synode van de Hervormde Kerk had in de jaren
1950 ernstige bedenkingen bij het uit handen geven van de psalmberijming aan
een stel dichters, vaak wat lastige en kritische mensen, lang niet allen
kerkelijk betrokken. Er werd lang gesproken – totdat de voorzitter van de commissie
van advies, dichter W.A.P. Smit, een berijming van enkele psalmen voorlas,
geschreven door de dichters. Een zwijgen volgde. Het debat verstomde. Instemming.
Zo zal het moeten, was de conclusie. Zo kwam het tot die berijming.

Van het hart naar het hart berijmen, dat was de opdracht die Martinus Nijhoff,
de coach van de dichters die deze berijming
1967
maakten, zijn leerlingen meegaf. Zij vroegen zich af wat ze toch
konden met die oude melodieën, maar Nijhoff meende dat ze het aan al die mensen
die leefden met de oude berijming verplicht waren te zorgen voor een
hernieuwing. Maar dan één met hart en ziel, met betrokkenheid, met beweging en
stuwing. Niet de rijmelarij van 1773 (daar was hij zeer negatief over, dan
liever Datheen), maar de kracht van echte poëzie. Want dáárin komt geest mee,
spirit, zou een latere generatie kunnen zeggen.

Uiteindelijk: verder dan Genève?

Vanaf de introductie in de zestiende eeuw heeft zich een aantal
Geneefse psalmen een vaste plaats verworven in het geloofsleven van mensen. 23,
27, 68, 42, 130, 139, om er een paar te noemen. Andere komen regelmatig terug,
een groot aantal andere zijn en blijven onbekend. IJver van kerkmusici en dominees
ten spijt, psalm van de week en een vaste roulatie van alle psalmen trotserend:
ze zijn een paar maanden nadat ze voor het laatst gezongen zijn weer net zo onbekend
als daarvoor. En van deze bekende psalmen zijn enkele dan ook niet bekend van
de berijming, maar van een verdere vorm: De
Heer is mijn herder
, van Ten Kate, Uit
de diepte roep ik U
, van Psalmen voor Nu. En van Psalm 68, die lange psalm
met strofen van 12 regels, toch vooral dat ene vers, ‘Geloofd zij God met
diepst ontzag’, ‘God zij geprezen met ontzag’.

Ik complimenteer de dichters met hun inzet, hun motivatie om de oude
melodieën opnieuw weer in roulatie te brengen met een nieuwe tekst. Maar vermoed
dat het toch beter is om de Psalmen in de bijbel zelf aan te zien. Hoe zitten
die in elkaar, welke muzikale vertolking is mogelijk om hen wél zingbaar te
maken?
Sommige psalmen kennen het ‘sela’; bedoelen ze dat daar een refrein klinkt,
door allen, terwijl enkelen de tekst zingen? ‘Stem en tegenstem springen op
voor Hem die ons heil bewerkte’, de vorm van Psalm 136, de repeterende regels
in Psalm 42 en 43, zoveel daagt ons uit een andere vorm te kiezen! Het lijkt me
zinvoller dat dichters en musici daar hun krachten aan wijden! Voorbeelden zijn
al her en der te vinden, het Liedboek 2013 geeft voorbeelden die vreugde
blijken te bieden, afkomstig uit een brede groep oecumenische bronnen.

Tenslotte: de muziek op de site

Wat goed dat voor de uitvoering van de psalmen op de mooie
internetpagina van De Nieuwe Psalmberijming mooie geluidstracks staan bij de
verschillende psalmen. Ik bekeek daar een voorbeeld van. Bij Psalm 130 speelt
Dick Sanderman de melodie op orgel in, vlot, met de noten zoals die ook in het
Liedboek staan. In een youtubefilmpje volgt daarna de ingezongen versie, waarop
zoals gebruikelijk in de behoudend gereformeerde kringen de g in de tweede
regel tot een gis wordt; en waarbij de piano dan wel vlotter wil klinken dan
een orgel, maar in de harmonisatie een groot ‘feel good’ gevoel verspreidt,
anders dan de strakke melodie doet verwachten. Muziek weet wat!



Zie de ziel, zoeken naar het goede woord

Liturgie en kerkmuziek Posted on vr, mei 29, 2015 17:07:24

Bij drie tekstvarianten van de berijmde psalm 42

In de
protestantse kerkzang heeft Psalm 42 een streep voor. ”t Hijgend hert der
jacht ontkomen’, zullen mensen met een gedegen gereformeerde opvoeding al gauw
reciteren. Daarmee citeren ze de tekst uit 1773, die met wat fantasie een
jachtpartij vooronderstelde. De nieuwere berijming, 1967, heeft het geslacht
van het hert geraden: ‘Evenals een moede hinde naar het klare water smacht’.

Die versie
uit 1967 kwam er zomaar niet. De hervormde en gereformeerde synode waren heel
kritisch op de versie die ze in het ‘groene boekje’, de proeve in 1961,
voorgeschoteld kregen. Er moest nog heel veel aan veranderen. Dat vierde vers
bijvoorbeeld:

Ziel, gekerkerd in verlangen,
Balling ver van waar God woont,
Bergen houden mij gevangen,
Waar zijn heiligheid niet troont.
Watervloed roept watervloed.
Aller diepten euvelmoed
Heeft mij met geweld bedolven:
Al uw baren, al uw golven!

Op allerlei
punten was kritiek: het woord ‘ziel’, dat daar zo los stond, zonder dat er een
werkwoord aan verbonden is, het losse regeltje met watervloeden, het kon niet
bekoren. De oude berijming is mooier! De oude zangers eisten hun tol, maar ook
de theologen die het woordje ‘ziel’ verdacht vonden. Te vaak immers werd dat
als de Griekse psychè gelezen, een zweverig vonkje, en niet als de Hebreeuwse
nephesj, die harde kern van de identiteit.

De commissie
met dichters en helpers had de handen vol aan de vele kritiek, op deze en
andere psalmen. Cornelis Rijnsdorp haalde zijn schouders wat op, je kunt het niet
iedereen naar de zin maken, als we met alle winden meewaaien komt het boek
nooit af. En deze psalm wordt vanuit de proefbundel toch al graag gezongen? Maar
Jan Wit, de dichter van deze psalm, trok het zich aan. En zo kwam hij met een
alternatief:

Heer, ik denk aan vroeger tijden,
Aan de feestzang in uw huis.
Nu moet ik ontbering lijden,
Hoor alleen het woest gedruis
Dat de bergen daavren doet,
Watervloed roept watervloed,
Stromen hebben mij bedolven,
Al uw baren, al uw golven.

Tja, alle
kritiek is verdisconteerd, mooi gedaan, reageerden de commissieleden. Maar het
is nu geen vanzelfsprekend gedicht meer, en dat was het eerst wel. En het woord
balling is weg, en dat kunnen we niet missen, zei oud-testamenticus Gispen,
daarom draait immers de hele psalm! Muus Jacobse, pseudoniem voor de
Neerlandicus Klaas Heeroma, ging opnieuw van de oude versie uit, en wijzigde
een paar kleinigheden. Nu werd het:

Zie, gekerkerd in verlangen,
Balling ver van waar Gij woont,
Houden bergen mij gevangen,
Waar uw heerlijkheid niet troont.
Watervloed roept watervloed.
Aller diepten euvelmoed
Heeft mij met geweld bedolven:
Al uw baren, al uw golven!

De eerste
vier regels zijn nu samen één zin geworden, waar de luisteraar/zanger
ingetrokken wordt door het woordje ‘zie’. En God is nu de aangesprokene
geworden. Zo kwam het dus in 1967 in het nieuwe psalmboek, en in 1973 en 2013
in de liedboeken terecht. Maar soms vraagt nog eens iemand zich af: is dat
woordje ‘zie’ wel logisch, had daar geen ‘ziel’ moeten staan?

En voor wie
nog verder wil lezen in de variant die Jan Wit in 1963 maakte, maar die het
toch niet haalde, hier de meest gewijzigde andere verzen:

3 / 7. (in
plaats van ‘Hart, onrustig, vol van zorgen, vleugellam geslagen ziel’):

‘O mijn hart, vol angst en vragen
Waarom kwelt gij u zozeer,
Waarom zijt gij zo verslagen?
Hoop maar stil op God den Heer,
Want Hij zal u wezen tot
Uw verlosser en uw God,
Ja, gij zult u weer verblijden
Dankbaar Hem uw loflied wijden.’

En 5. (in
plaats van ‘Laat zijn trouw de dag verblijden’):

Maar de Heer zal uitkomst geven.
O mijn hart, schonk Hij u niet
In het licht zijn trouw ten leven,
In de duisternis zijn lied?
Daarom zing ik dag en nacht
Voor den Heer dien ik verwacht,
Daarom zal ik in het midden
Der ellende tot Hem bidden:

6. Waarom hebt Gij mij vergeten,
Vaste rots van mijn bestaan?
Brood der smarten moet ik eten,
In een rouwkleed moet ik gaan,
Door mijn vijanden benard,
Heer, zij treffen mij in ’t hart,
Vragend: Waar is God gebleven,
De beschermer van uw leven?

Deze
tussenversie is duidelijk een compromis: er zitten zinnen in die rechtstreeks
uit de ‘oude berijming’ komen. ‘Maar de Heer zal uitkomst geven!’ Tegelijk
ontbreekt de stroom, de vaart, de vondst, zoals in 3 en 7: ‘vindt mijn ziel het danklied weer’. En het ‘hart onrustig, vol van zorgen, vleugellam geslagen ziel’ is een
voor velen herkenbare beschrijving van de verslagen mens. Deze regels
hebben in de generatie na 1967 zich weer een plaats verovert. Maar hoelang
blijft het leesbare taal? Woorden als ‘euvelmoed’, ‘gekerkerd in verlangen’, en
toch ook weer: die ziel, wie kent ze? De zanger, die ze zich al zingende eigen
maakt, mogen we hopen?



« VorigeVolgende »