Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

Korhoen met bruschetta en cavolo

Natuur en dieren Posted on zo, juni 03, 2012 20:47:37

herplaatsing mei 2010

Pinksteren, echt een dag om een goede maaltijd te koken. We
hebben een nieuw kookboek, eentje dat echt lekker leest! Achterin staan recepten
van topkoks, met een verhaaltje er om heen. Allemaal vertaald uit het
Italiaans; de recepten zijn ook allemaal gebaseerd op de Italiaanse manier van
koken.

Twee Britse koks, Ruth Rogers en Rose Gray, runnen een
beroemd River Cafe in London, en volgen de Italiaanse keuken. Zij geven in het
boek vier recepten mee. De meest opmerkelijke is wel een korhoenschotel. Voor
zes personen: 4 panklare korhoenders. Met zwarte sla en zuurdesembrood een
bijzonder recept ,lijkt me zo. Alleen, hoe kom ik aan korhoenders? De precieze
gegevens ben ik kwijt, maar ik dacht dat de Brabantse populatie nu helemaal is
uitgestorven, de Sallandse kent nog 14 hanen. Pogingen worden ondernomen om
vogels uit het buitenland aan te laten rukken, maar daarover zijnde meningen in
vogelland sterk verdeeld. Genetische vervalsing van de unieke Nederlandse
ondersoort… Nog een beperkt aantal jaren, en het Nederlandse Korhoen is
uitgestorven.

In het origineel heet het recept, zo zie ik, ‘Tetraono con
bruschetta e cavolo nero’. Leve internet. Het is zoals ik al dacht: tetraono,
de Italiaanse naam voor wat in het Engels de Grouse is. Sneeuwhoen,
ruigpoothoen, korhoen (Black Grouse , Tetrao tetrix) en nog een heleboel andere
hoenders horen erbij. Stevige vogels, groter dan fazanten. In Groot-Brittannië,
vooral in Schotland, worden Grouse geschoten, en op whiskyflessen afgebeeld.
Een maaltijd met vier Grouse is te doen, als je wat geld meeneemt.

Arme vertalers. Ze zochten een Nederlandse equivalent en
kwamen bij een vogel terecht die op de Rode Lijst staat, en op de lijst zelfs
donkerpaars gekleurd is. Is zo’n boek nu strafbaar, vragen we ons aan tafel af.
Is dit uitlokken tot een misdrijf, zo’n recept opnemen? ‘Uitgeverij van
Dishoeck zei dat het mocht’, zal de eerstvolgende stroper kunnen zeggen?

Mooi kookboek, dat zeker. Maar ik zal toch eens kijken of er
geen nachtegaletongetjes en gefrituurde leeuweriken in voorkomen. Anders wordt
het toch echt tijd om een potje te grousen*. Net als het Korhoen.

*grouse (werkwoord)zeuren,kankeren, klagen, mopperen, brommen,
pruttelen, morren, over iets mopperen, knorren, knorrend geluid maken, sakkeren

Kookboek: ‘De zilveren lepel’, Van Dishoeck , zesde druk
2010. Zesde druk! En nog niemand die er wat van zei?

Korhoen: zie en hoor via Vogelbescherming.nl .



Lied aan het licht, lied aan het duister

Liturgie en kerkmuziek Posted on zo, juni 03, 2012 20:40:42

herplaatsing maart 2010

Ik schreef net in een artikel: in één kerkdienst twee
liederen van Oosterhuis of van Sytze de Vries is voor mij wel genoeg. Die zin
zal ik maar schrappen; stel je voor dat ze me gaan indelen bij de Roomse
Censuur. Wat velen al lang wisten staat nu in de krant: de meeste liederen van
Huub Oosterhuis mogen in de r-k parochies niet gezongen worden. Want: ze zijn
niet conform het dogma, voor meerdere uitleg vatbaar, (het lijkt verdorie wel
poëzie!), ze zijn een mix van bijbelteksten, ze bevatten onwaarheden (‘zomaar
een dak – een kerk is niet zomaar een dak!’), en ‘God is er chemisch uit
gereinigd’.

Je hebt wel eens zo’n gesprek, in een groep: vijf, zes
mensen zijn dicht betrokken op het onderwerp, voelen zich geraakt, betrokken,
het gaat echt ergens over, het raakt je diepste kern, en dan zegt er iemand:
‘Wat een zweverig gedoe, zullen we het eens over iets anders hebben.’ Of, nog
erger: ‘Het klinkt wel mooi, maar ik hoor de grote naam van God helemaal niet!’
Ik vrees eigenlijk, dat er kringen zijn waar die ‘iemand’ de rol van censor op zich
heeft genomen. Een zware rol, ik weet het, als de bisschop het niet gevraagd
had zou hij het nooit doen.

Er liggen in vele parochies nog alternatieven klaar. De
bundel, ‘Gezangen voor Liturgie’, ooit door een rijke roomse redactie samengesteld,
herbergt vele van de gewraakte liederen. Een van de meeste eminente redactieleden
van toen is inmiddels aangeschoven in de redactie vaneen nieuw Liedboek, dat
door de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied wordt aangeboden in 2012.
Reken maar dat daar veel van die vreemde liederen van dhr O. in zullen komen.
En ook andere liederen, die weer door andere censoren met argwaan bekeken
worden. Te Pinksterachtig, te evangelisch of te veel wereldmuziek, te ritmisch of
te archaïsch, te rooms, of te remonstrants, te Taizé of te Iona, te De Vries of
te Barnard, wie weet wat mensen er over zullen kunnen zeggen.

Zelfs alle Psalmen, en dan in diverse vormen, taal- en muziekvelden.
Misschien zelfs een aantal in de gewone Nederlandse vertaling van de bijbel.
Met al die zinnen, voor meerdere uitleg vatbaar: ‘God, al uw golven slaan over
mij heen’, al die natuurkundige onzin: ‘Laten de rivieren in de handen
klappen’, al die kritiek op religieus gedoe, ‘Het is geen offervuur dat mij
behaagt’, en wie weet krijgt zelfs de Psalm waar God uit wég lijkt te zijn,88,
een ereplaats.

Liederen die niet door de censuur zullen komen, als we het
oordeel aan een Pauselijk Document en de trouwe uitvoerders overlaten. Maar het
volk Gods zingt onderweg wel door. ’In de nacht zal mijn lied bij u zijn.’ Wat
kunnen we dan het Lied aan het licht goed gebruiken…

Wat vooral pijn doet, wat knaagt,dat is de grote mate van
contactgestoordheid die spreekt uit acties als deze. Censor, bisschop, vraag je
je dan nooit af: dat wat voor zoveel mensen waarde heeft, daar moet toch iets
mee zijn? Ben je dan niet nieuwsgierig, naar wat mensen drijft, wat hun manier
van spreken en zingen over God inhoudt? En is dit hetzelfde emotionele gebrek dat
anderen zette tot kwetsend gedrag in de persoonlijke sfeer? Is er iets helemaal
fout, in het menselijk vlak, daar waar men zo met het menselijk lied omgaat?



Ademschommel

Teksten Posted on zo, juni 03, 2012 20:32:07

‘De vliegeraar’: ik kwam er niet doorheen. Thrillers, boeken over de oorlog lees ik vrijwel niet. Waar zit hem dat in?

Een goed boek neemt je mee. Dat is prima, als het naar een plaats is waar je zijn wilt. En soms ook, als je naar een plek geleid wordt waar je liever niet wilt zijn. Alleen, dan moet het boek wel heel goed geschreven zijn. Het moet mij de ruimte laten om adem te halen. In de malaise, de triestigheid, de doodsheid moet het toegestaan zijn dat ik doorga met leven.
De recensie deed me vermoeden dat ‘Ademschommel’, van Hertha Müller, zo’n boek was. Het klopt.
Ik lees over Leo, Duitstalige Roemeen, die samen met duizenden anderen in de herfst van 1944 door het Russische Rode Leger gedeporteerd wordt om dwangarbeid te verrichten, ergens in Rusland. Herstelbetalingen, zeg maar, voor de schade die Hitler heeft aangericht. Vijf jaar lang zijn al die mensen, tussen de 16 en 46 als ze worden opgehaald, daar ergens in het niets. Wie het overleeft keert terug. Ze keren anders terug dan ze gingen. Vanaf nu zijn ze altijd bezeten door de hongerengel, bezeten door onzekerheid, thuisgekomen in een land waar de mensen al om hen gerouwd hadden. Vanaf nu zijn ze amper welkom op de wereld. Jaloers op ieder die in de tussentijd door heeft kunnen leven, voor het broertje dat geboren blijkt te zijn. Amper of niet in staat om te anderen te laten delen in wat ze hadden meegemaakt.

Geholpen door goede gidsen weet de schrijfster het leven in een hongerkamp zo te beschrijven dat je die bizarre samenleving toch begrijpt. De genadeloze aframmeling die degene krijgt die stiekem brood van een ander heeft gestolen, als ‘het broodgerecht’ hem veroordeelt. Het toeslaan zodra een kampgenoot sterft: zijn kleren, zijn laatste restje brood, hij heeft er niets meer aan, pak het en leg hem naakt op de appelplaats. Erger nog: als een ander te zwak, te moe, te hongerig is om nog te eten, als de witte haas al op haar gezicht te zien is, eet dan zelf haar eten op, dan redt jij het misschien wel.
Maar er zijn grenzen.
Een van de kampgenoten is Kati-de-planton. Het was vast een misverstand dat ze meeging. Ze is zwakbegaafd, begrijpt niets, kan niets, overleeft juist omdat alles om haar heen haar ontgaat. Maar daarin is ze ook kwetsbaar.
Op een avond ruilde Konrad zijn brood met Kati-de-planton. Zij gaf hem haar eigen brood, maar hij gaf haar een vierhoekig stukje hout in haar hand. Ze beet erop, was stomverbaasd en slikte loos. Niemand behalve Konrad lachte. En Karli Halmen pakte het stukje hout van Kati-de-planton af en liet het in de koolsoep van Konrad vallen. Aan Kati-de-planton gaf hij haar brood terug.
Van het brood van Kati-de-planton mag niemand zijn eigen brood maken. Ook die wet hoort bij het broodgerecht. Wij hebben in het kamp geleerd de doden te plunderen zonder te griezelen. We kleden hen uit voordat de lijkstijfheid in treedt, we hebben hun kleren nodig om niet te bevriezen. En we eten hun gespaarde brood. Na de laatste ademtocht is de dood voor ons winst. Maar Kati-de-planton leeft, ook al weet ze niet waar ze is. Wij weten dat en behandelen haar als ons bezit. Aan haar kunnen wij goedmaken wat we elkaar aandoen. Zolang zij onder ons leeft, geldt voor ons dat we tot van alles, maar niet tot alles in staat zijn. Die omstandigheid telt waarschijnlijk meer dan Kati-de-planton zelf.’

Aan haar kunnen wij goedmaken wat we elkaar aandoen. Niet ikzelf maak mezelf tot menselijk mens; dat kan alleen de ander doen. Al is het maar, doordat die ander mij de kans geeft mezelf te overtreffen, en op te komen voor die ander, die kwetsbare.
Die gedachte zoemt door mijn hoofd. Ergens is dit een mogelijke basis voor alle ethiek, alle intermenselijk verkeer, alle verantwoordelijkheid die mensen voor mensen kunnen oppakken. Er is een grens, en die ga ik niet over. Kati verdient onze bescherming.
Deze visie heeft implicaties. Maar welke? Wie is Kati, in onze wereld? Wie geeft stenen voor brood? En wie ruilt ze dan weer terug?

Ademschommel, Herta Müller, De Geus 2009, vert. Ria van Hengel.
Duits: ‘Atemschaukel’.
Herta verwerkte vooral de aantekeningen van en de gesprekken met Oskar Pastior, die in 2001, voordat het boek af kon zijn, overleed. Ook haar moeder zat in zo’n ‘wederopbouwkamp’, en wilde er nooit over vertellen.



Je moet maar durven…

Columns Posted on zo, juni 03, 2012 16:08:41

herplaatsing januari 2010

Volgens Herman Finkers is ‘eier’
het meervoud van ‘ei’, en is ‘eieren’ een vreemde randstedelijke afwijking
daarvan. Goed, we kregen de vraag naar de eier op onze nieuwjaarskaart:
wie heeft ze daar neer gelegd, en kon je ze vanaf het pad zien liggen?

Het zijn de eieren van een bontbekplevier.
Eigenlijk een soort miniatuurkievit, en net als alle nestvlieders leggen
ze eerst een nest vol, voordat ze gaan broeden – alle jongen moeten op
het zelfde moment gaan rennen. Dit nest zal dus nutteloos geworden zijn
zodra de jongen uit het ei zijn, vanaf dat moment rennen ze als bolletjes
rond tussen de stenen. Bontbekjes leggen vier eieren, en op de foto mist
er dus nog één.

Als er gevaar is in de bredere kring rond
het nest zullen de vogels op allerlei manieren de aandacht afleiden; de
bekende truc is, dat ze zich gewond en gekwetst voortslepen, maar dat je
ze toch nèt niet te pakken krijgt. En dan vliegen ze opeens zomaar weg.
Maar als je heel dichtbij het nest bent zeggen ze niets meer. Ik zal
niet vreemd opkijken als twintig eerdere paartjes vogels me achter mijn
rug hebben uitgelachen; maar dít nest heb ik dan toch maar mooi gezien.

Op deze plaats was geen pad.
Zelfs schapenpaadjes zijn hier niet: als er al schapen komen, dan zijn
ze snel weer weg, want veel is er niet te halen. Dus het is gewoon: lopen
van oriëntatiepunt naar volgend punt, en zorgen dat je de richting niet
kwijt raakt. Ondertussen vliegen scholeksters enbontbekplevieren langs,
en op de zee vlakbij lange slierten Jan van Genten. Gek eigenlijk, over
vreemde meervouden gesproken: waarom geenJannen van Gent? Eggs and
Gannets, de Britten houden het simpeler.



Een zon diep in de nacht

Liturgie en kerkmuziek Posted on zo, juni 03, 2012 16:03:47

Feest in de Nicolai-kerk: Willem Barnards dagboeken zijn in een nieuwe
editie uitgekomen, en worden gepresenteerd. Meer mensen dan gedacht komen
er op af, de omzet loopt goed. Voor ieder zijn er twee boeken, een voor
jezelf, een om met Sinterklaas of Kerst cadeau te doen.
Terug in de
bus begin ik alvast te lezen. Het is verslavende lectuur. Barnard
schrijft goed, natuurlijk, ook in zijn dagboeken. Een eenvoudige
beschouwing over de verkiezingen van 1977, samenvallend met de
treinkaping bij Wijster en de bezetting van een school, roept bij mij ook
weer de beelden op aan toen. Ik studeerde toen net een jaar in Kampen,
en het raakte ons, in het Noorden misschien nog wel meer dan in Holland.
De Molukse studiegenoot die overal argwanend bekeken werd. Of die
vierdejaars die het jammer vond dat hij niet in die trein had gezeten,
dan had hij via de intercom vast de gijzelaars moed kunnen inspreken. Ik
noem geen namen…
Zo blader ik verder. Lees, over hoe de makelaars
langskomen, als de Barnards zelf een huis moeten gaan kopen. Hoe die
makelaars denken dat een notabele dominee ongetwijfeld net zo rechts is
als zij zelf. En dat, terwijl Barnard net PSP had gestemd, niet slim, in
zo’n tijd van kapingen – dan stemt iedereen rechts, en dus heeft hij
zoals altijd in zijn leven op de verliezer gestemd.
Na tien minuten
stop ik te lezen. Busreizen en lezen tegelijk is niet ideaal, zelfs niet
op de rechte weg van de Berenkuil naar Zeist. Wat een koerswijzigingen
nog, rijbaanwisselingen, haltes, abrupte rem-acties. Mijn hoofd en ogen
komen dan altijd een fractie achter de beweging van de bus en het boek
aan,om ziek van te worden. Houd het allemaal maar eens bij, de
beweging van het leven. Barnard schrijft daar eigenlijk ook wel vaak
over, hoe hij die beweging niet bij kan houden. Mopperig en pedant
beklaagt hij de teloorgang van het Nederlands, alle 60 jaren die het boek
beslaat. Een wonder dat er nog iets van over is. Ontevreden is hij over
de kerk als instituut, of het nu voor of na de vereniging van Hervormde,
Gereformeerden en Luthersen is.Bijbelvertalingen, hoe nieuwer, hij
beroerder. De manier van zingen in de kerk, aandoenlijk niet goed, steeds
weer. Hij mag het zeggen. Het heeft hem mooie gedachten ingegeven, en
mooie teksten voortgebracht. Tot aan een gedicht over herkauwende auto’s
toe, autohater die hij is.
Maar als ik dan ook even mag mopperen – wat vreemd dathij bij de presentatie van dit boek Poulenc liet spelen, met piano en fluit, in
zo’n sobere oude nog bijna Romaanse kerk. Neogotische muziek naast
de romaanse teksten van Barnard! Dat is vast zijn Anglicaanse tic;
de kerken van suikergoed in Engeland rijzen op, als ik mijn ogen
sluit. Maar als ik ze weer opendoe zit ik niet in de kerk van Ely, maar
in een kerk met stoere zware zuilen, en opzij zie ik de gedenkplaat
voor Jacobus Bellamy, vernieuwend dichter, gestorven in 1786.
Bellamy, theologiestudent, stierf nog voor hij de pastorie in kwam, 28
jaar oud – Barnard haalde opgelucht adem toen hij uit de pastorie kon
ontsnappen, en is nog onder ons, 89 jaar oud. Nee, Barnard heeft niets te
klagen. Zeker niet als hij zijn geliefde Poulenc kan horen in een kerk
die ruikt naar Sweelinck.

Het boek, ‘Een zon diep in de nacht’, verscheen bij Skandalon, in een
uitgave op dundruk en als E-boek, voor x80 39.95. Ruim 800 pagina’s
tekst, dagboeken 1945-2005.