Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

Schortinghuis

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on do, november 22, 2012 15:03:51

Schortinghuis, eerste plaatsing 12 August 2006

In maart 2007 verschijnt bij De Groot /Goudriaan, Kampen,
‘Wilhelmus Schortinghuis’, introductie en bloemlezing. Als typering hiervan een
korte intro, en een tekst.

Wanneer een theologisch boek buitengewoon veel boosheid
oproept is er iets aan de hand. Dan raakt het aan een zere en kwetsbare plek,
dan beledigt het mensen of het maakt hen bang. Brengt het maatschappelijke
onrust? Zet het mensen tegen elkaar op? Is het een bedreiging voor het
geestelijk welzijn van degenen die het boek lezen? Vervormt en vertekent het de
inhoud van het geloof, zoals anderen dat belijden?

Zulke vragen speelden, nadat in 1740 de dominee van
Midwolda, Wilhelmus Schortinghuis, zijn boek Het Innige Christendom had
uitgegeven. Hij had het geschreven voor gemeenteleden, de mensen die hij ‘s
zondags in de kerk zag zitten, en voor collega’s die eenzelfde visie op
geloof en leven hadden. Maar het boek werd al snel buiten eigen kring
verspreid, en de kritiek was heftig. De Staten van Groningen verboden elk
gesprek over het boek en geschriften die het als onderwerp hadden. Op verzoek
van de meerderheid van dominees in Overijssel kondigden de Staten van
Overijssel een verbod op verspreiding van het boek af, tegen een boete van 100
goudgulden; in de landelijke pers volgden felle reacties pro en contra.

De eerste strijd verzandde al snel. Tegenstanders bedachten
dat negeren een beter antwoord was dan een verbod. Heftige voor- en
tegenstanders van Het innige christendom ontliepen elkaar; over de
grondslagen ervan werden ze het toch niet eens. Tegenstanders vergeten
Schortinghuis. Bondgenoten bleven zijn naam met eerbied noemen, maar benaderden
hem toch ook met voorzichtigheid. Andere schrijvers uit dezelfde kerkelijke
kringen verwierven meer bekendheid, hun werken werden vaker gelezen. Maar toch
is het boek daarna steeds aanwezig geweest in de bibliotheek van de
gereformeerde gezindte.

Wat maakt het boek, samen met de andere werken van deze oude schrijver, bijzonder?

Er zijn drie elementen in de werken van Schortinghuis die ze
heel geschikt maken als toegangspoort tot de gereformeerde overtuiging in de
meest mystiek-radicale vorm.

Schortinghuis bouwt zijn werk geheel en al op uit de
vooronderstelling dat de christenen zoals we die tegenkomen in verschillende
groepen onder te verdelen zijn. Er is een groot aantal onbegenadigden, en een
klein aantal begenadigden. Binnen die groepen zijn dan ook weer allerlei
onderverdelingen, onderscheidingen, te maken. Al die mensen uit al die groepen
moeten door de dominee op een andere manier worden aangesproken, van vermanend,
waarschuwend, tot bemoedigend, troostend, ondersteunend. Hij en zijn
medestanders deden daarom ook aan x91onderscheidenlijk prekenx92. De kenmerken
van leden in deze groepen liggen alle op het gebied van de geloofservaring.
Bevindelijke, mystieke kennis van God is het meetsnoer waarmee de geoefende
gelovige anderen de maat neemt.

Een ander belangrijk kenmerk is zijn nadruk op de
nutteloosheid van alle menselijke pogingen iets goeds voor God te presteren.
Tegenover deze menselijke nietswaardigheid staat de alleswaardigheid van
Jezus Christus. Door goede werken of een braaf en burgerlijk leven komt een
mens geen stap verder. Door slechte daden en het overtreden van de wet van God
overigens ook niet – wie er zomaar op los leeft heeft ook niet de instemming
van Schortinghuis te verwachten. Tegenstanders van Schortinghuis vielen hem
vooral op dit uitgangspunt aan, met name op een zin waarin hij stelt dat de
mens tot God moet komen
‘als een naakte, ellendige, iemand die niet heeft, niet weet, niet kan, niet wil en niet deugt’:

de vijf ellendige nieten2 maar ook de vijf dierbare nieten genoemd.

Van nietswaardige mensen kan je moeilijk verwachten dat ze
een goede kerk in stand houden. Daarom is het ook niet verbazingwekkend dat het
derde kenmerk ligt in de relativering van het instituut kerk. De
kerkdiensten op zondag of door de week bieden mensen de gelegenheid het woord
te horen en er door geraakt te worden. Maar wie echt een begenadigde is, heeft veel
meer baat bij de gezelschappen, de huisbijeenkomsten van lotgenoten, de kerkjes binnen de kerk.

Al deze elementen zijn niet uniek voor Schortinghuis; bij
hem komen ze wel bijzonder duidelijk naar boven. Daarom biedt hij een goede
ingang tot de wereld van de bevindelijke zijde van de gereformeerde gezindte.
Wie Schortinghuis kent, begrijpt de spanning waarin de hoofdpersoon uit Jan
Siebelinks boek, Knielen op een bed violen, zich bevindt. Hij begrijpt
ook beter hoe gelovigen in sommige gesloten kerkelijke gemeenschappen, vooral
op de eilanden, langs de rivieren en op de Veluwe, hun geloof zien. Het gaat
dan om gemeenschappen die we bevindelijk gereformeerd kunnen noemen, naar
het woord bevinding*, ervaring. De ervaringen van de eigen schuld
en zonde, pijn en nood, en misschien, mocht het zijn, ook van de
ontmoeting met God, stempelen het leven. Daarmee onderscheiden deze
gereformeerden zich sterk van de meer dogmatisch ingestelde, rationalistische
gereformeerden, die bijvoorbeeld in de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te vinden
zijn. Binnen de Protestantse Kerk Nederland vinden we de beide stromingen; wie
Schortinghuis gelezen heeft zal ze niet meer door elkaar halen!

tekstfragment uit ‘Het Innige Christendom’, Wilhelmus
Schortinghuis, omgezet in leesbaar Nederlands door Roel Bosch

Verloren in de Oceaan van liefde

Geoefende: Het schouwen van de allerschoonste onder de
mensenkinderen veroorzaakt een verliezing, aanbidding, verwondering over die
oceaan van de goddelijke liefde, en over de stromen van dierbaar water des
levens, die van de troon tot in het binnenste van zijn ziel vloeien. Al het
aardse en nietige onder de zon valt uit oog en hart weg! Alle profeten en
leraren vallen uit het oog en hart, bij deze Leraar der gerechtigheid, die
inwendig aan het hart kan leren. Hier vallen alle geliefden onder de
mensenkinderen weg. Is Jezus in zijn schoonheid in het oog en hart, dan vallen
de beminnelijkste en dierbaarste voorwerpen, ja, man en vrouw en alles wat lief
en waard is, weg. Jezus is nu haar Maker en Man, beter dan tien zonen, zijn
liefde is wonderlijker dan de liefde van de vrouwen! Al het mooie, sierlijke
dat ooit de wereld zou kunnen bieden is nietig, ledig, loos en verzadigt de
holle begeerte van een lege ziel niet. De ronde wereld kan het driehoekig hart
nu eenmaal niet vervullen, er blijft altijd een hoek over, zoals iemand niet
onaardig opmerkte.

Kleingelovige: Veroorzaakt zo’n zalig gezicht van het
geloof ook niet een bijzondere liefdesuiting tot Hem?

Geoefende: O, hier bezwijkt de ziel, ze verliest haar
krachten door die hartaandoenende beweging van innerlijke liefde tot de Heere
Jezus, haar ziel is begerig en bezwijkt van verlangen, haar hart en vlees
roepen uit naar de levende God! Hoe meer ze Hem kust en liefelijk omhelst, hoe
groter en vuriger de liefdesgemeenschap wordt, hoe dieper de lievende ziel in
zijn binnenkamers geraakt, hoe groter haar verlangen naar het grote
bruiloftsmaal wordt, om de volmaakt volle verzadiging van de vreugde en de
lieflijkheden aan Gods rechterhand te genieten.

Onbegenadigde: Naar het mij voorkomt, spreekt u veel van
smelten in tranen, ontroeringen en bewegingen van het gemoed! Het bevestigt mij
in mijn gedachten, die ik altijd van die weg en van dat volk gehad heb, dat het
een nare droevige weg en een naargeestig, schreiend en melancholiek* volk is.
Terwijl toch de Apostel leert: Verblijdt u in de Heere te allen tijd,
opnieuw zeg ik, verblijdt u!

Geoefende: De tranen van Begenadigde waren geen tranen van
narigheid, maar van verwondering, liefde en blijdschap in de dierbare Heere
Jezus, zoals u had kunnen weten als het u gegeven was de verborgenheden van het
Koninkrijk der hemelen te kennen. O, wat zijn het gelukkige zielen, die zulke
liefdestranen mogen schreien, uit de overvloed van een vol en liefhebbend hart.
Zulke zielen, die op zox92n hartelijke wijze schreien, genieten in een ogenblik
meer blijdschap, dan de blinde wereld in haar leven lang geniet in alle zotte
weelde en loze vreugde.



Nieuw liedboek

Liturgie en kerkmuziek Posted on do, november 22, 2012 14:57:41

herplaatsing van 12 May 2008

In 1973 verscheen het Liedboek voor de Kerken, een schat aan
liederen. Nu, bijna 40 jaar later, wordt het hoog tijd voor een nieuw boek:
verbreding, bijvoorbeeld door opname van andere soorten
muziek en tekst,
verandering, bijvoorbeeld door liederen te laten vallen die
zelden of nooit gezongen worden,
vernieuwing, bijvoorbeeld door uit eigen land en uit de wereldkerk liederen op te nemen.

Acht werkgroepen gaan aan het werk. Zelf ben ik voorzitter
van Werkgroep 1, Psalmen. Een mooie taak: naast de 150 Psalmen uit het Liedboek andere versies van Psalmen uit te kiezen. Kortere acclamaties
bijvoorbeeld – losse verzen die na een lezing of een gebed kunnen klinken -,
onberijmde psalmen, psalmen met een refrein, met een andere stijl van muziek.

Naast deze werkgroep zijn er nog zeven andere voorzien,
waaronder die van kinder-, jeugd- en tienerliederen, liederen uit het
buitenland, liturgische gezangen.

We hopen in twee jaar hard werken een eind te komen, zodat
in 2012 het boek kan worden ingevoerd. Blijf op de hoogte via www.kerklied.net
!

Voor mij is dit wel een bijzondere gebeurtenis. Ooit
schreef ik als kerkhistoricus en hymnoloog een boek over de totstandkoming van
de nieuwe psalmberijming van 1773 en de Evangelische Gezangen, een bundel uit
1806. De vele beslissingen die toen genomen zijn, vaak impliciet, zonder dat de
betrokkenen het doorhadden, kom ik nu in mijn eigen agenda weer tegen. Hoe dan
ook worden een paar fouten van toen niet gemaakt. Bij elke stap in het proces
zijn musici, Neerlandici net zo zeer betrokken als dominees en andere
theologen, heel anders dan toen. En verder is het zicht op de functie van
kerkmuziek een stuk opgeklaard. Het wordt vast een mooi boek! –

naschrift november 2012 – uiteindelijk wordt het 25 mei 2013. Dat valt niet tegen, voor zo’n project!
meer op http://www.liedboek.nl/



Oecumene met het verleden

Liturgie en kerkmuziek Posted on do, november 22, 2012 14:53:53

herplaatsing van 10 November 2008

‘Zulke liederen mogen we bij ons niet meer zingen’, zei een
gast, die gisteren bij ons in de kerk was. Het is november, en dan komt er nog
wel eens een lied voorbij waarin het Laatste Oordeel wordt genoemd. ‘Sta daarom
eenmaal in voor mij, o Christus, om uw wonden.’ In een smeeklied uit de tijd
van de grote oorlogen en pestgolven in Europa, zo tegen 1590, zingt een
vertwijfelde gelovige dat, en wij zongen het na, gezang 279. Wat een klasse, in
melodie en tekst! Maar bij haar in de kerk mag dat niet meer. De dominee
gelooft niet in de dood van Christus voor onze zonden, dus zo’n lied komt er
niet in, die wonden en zo, ba.

Zo lust ik er nog wel een paar. Laatst zongen we, met Huub
Oosterhuis: ‘Iedereen wil wel een ander maar weet niet hoe’. (490) En als ik nu
heel gelukkig ben met degene die bij me hoort? Ik heb het toch laten zingen.
Het lied drukt wel een levensgevoel uit, van nooit tevreden zijn. Dat ken ik.
En is mijn overtuiging het richtsnoer voor elke gezongen regel?

‘De vogels van de bomen die lopen door de lucht’ – een niet
zo poëtisch aangelegd persoon vertelde me daarna dat vogels vliegen en niet
lopen door de lucht. Dat ik dat had durven laten zingen! Jammer dan; ik kijk
uit mijn dakraam naar de twee kauwtjes die op de schoorsteen elkaar zitten te
pluizen, een trouw stel. Zometeen gaan ze samen wandelen, denk ik, door de
lucht, even een ommetje. Ik zie het verkeerd, maar ik zie het wel goed. En die
ander moet de poëzie dan maar even lenen, van de dichter en de musicus die ze
ook inderdaad laat lopen door de lucht. (Gezang 49)

Wie zingt, leent zijn stem ook aan een ander, aan de mensen
om hem heen, aan de mensen van vroeger. Wie zingt, ziet dingen met de geest die
het oog niet waarneemt, die het verstand negeert. Wie zingt, voegt zich in een
lied dat al eeuwen klinkt. Wat ik toevallig als dominee nu allemaal vind van
die teksten is maar een deel van de vraag.

Zeker in de Nederlandse protestantse kerk, in zogenaamd
progressieve vleugeltjes, zie ik een grote zelfverzekerdheid. ‘Onze manier’ van
spreken en zingen over God moet wel de enig juiste zijn. Een voortgaand geloof
in de steeds betere wordende inzichten in God en de wereld staat stoer
overeind. Alles van vroeger is weerloos, in deze manier van denken. Is er nog
ergens een vleug katholiciteit te vinden, een weten dat we als dwergen op de
schouders van reuzen staan, dat we samen een wereldwijde kring van gelovigen
vormen, dat mensen op al die plaatsen in de wereld een geloof delen, ook al
kunnen meningen en uitleggingen van geloofsartikelen verschillen?

Als studentenpastor kwam ik allerlei gelovigen tegen.
Daarbij vele begaafde jonge mensen van over de hele wereld, die in een extra
jaar Maastricht zich verder bekwaamden voor hun taken in Rwanda of Zimbabwe, Indonesië of de Filippijnen, Maleisie of de Verenigde Staten. Ze hielden
van zingen, ze hielden van geloven, ze vonden het vreemd dat het hier allemaal
zo mager en schraal was. Hun geloofsvisie, was die ouderwets en simpel? Of
putten zij gewoon diep uit allerlei bronnen, en konden ze vol vertrouwen gaan,
terug naar een land waar het niet zo simpel is allemaal, juist in een
simpelheid van geloof?

Ik pleit niet voor simplisme. Wie eenmaal denken leert, die
leert het nooit meer af. Maar wel voor meer dan denken pleit ik. Laat je
meenemen in de stoet van mensen die doorgaan, Gods volk onderweg, dat vergt ook
de overgave aan woorden die de jouwe niet zijn. Met je armen over elkaar langs
de kant gaan staan, mokkend en mopperend, ‘dit is mijn godsbeeld niet’, dat is
toch geen oecumene te noemen? Christen zijn, daarbij hoort dat je de
aansluiting durft maken met mensen, ‘broeders en zusters’, vroeger en nu, hier
en daar. Hoe kan dat beter dan door te zingen?

Meezingen, meer-stemmig zingen, in die oude woorden je
nieuwe betekenis durven leggen, gewoon, lopen door de lucht, en vliegen op de
aarde, noem het maar: geloven. Daar word je een gelukkiger mens van. Je zou er
haast een engel van worden… Je kunt zoveel meer mooie liederen zingen, als je
die censuurstift weglegt! En voor de dominees onder ons, ‘tot zelfonderzoek’;
in hoeverre mag mijn mening de norm zijn voor allen? Waar sta je voor de
oecumene in, ja, ook die met het verleden?



Zwervende bisschop

Liturgie en kerkmuziek Posted on do, november 22, 2012 14:49:53

herplaatsing van 24 November 2008

Vrijdagmiddag 21 november. Stormen over het midden van het
land, bomen op de rails, omroepberichten die elkaar snel opvolgen. Bovenaan de
trap van spoor 1 en 2 sta ik te wachten op John Bell. Zou hij wel komen, op de
afgesproken tijd? En zou ik hem herkennen? Het is al weer anderhalf jaar terug
dat ik hem zag, in een viering in Glasgow – en mij herkent hij zeker niet.

Maar dan, precies op tijd, geen twijfel mogelijk, tussen
allemaal gehaaste forenzen een relaxte man, bontgekleurde trui, knalrode
schoenen, groot houten kruis op de borst: daar is hij. Verbaasd, dat ik hem
direct uit de menigte pik, dat ook nog.

Hij eet mee met de redactie van het Nieuwe Liedboek van de
kerken in Nederland, om te delen in zijn ervaring. Zelf was hij tien jaar lang
secretaris van het Schotse Liedboek, Church Hymnary 4, 2004, een boek dat een
standaard zette in kerkmuziek. Met oog voor de traditie, open naar de context
van vandaag, met muziekschatten uit de hele wereld, voor heel diverse
uitvoeringspraktijken, van orgel tot gitaar, reciterend tot swingend.

Zo gastvrij als wij hem ontvangen, zo gastvrij deelt hij in
zijn ‘huis van muziek’, laat ons proeven aan het plezier dat het oplevert als
je muziek in de eerste plaats ziet als een gouden kans tot communicatie. Lof
aan God en delen in menselijke ervaringen horen dan bij elkaar; de bijbel
voluit laten klinken en de eigen context een stem geven spreken elkaar dan niet
tegen.

ontmoeting John Bell en Roel Bosch, april 2012, Eurostar Brussel. Weer/nog rode schoenen, helaas niet zichtbaar Voorgrond Marco Wemekamp, foto Marleen BBerg.

Een dag later maakte hij mee hoe de Nederlandse Ionagroep
haar tweede liedbundel presenteerde. Zelf droeg hij daaraan bij, door een mooi
en muzikaal verhaal te houden, maar net zo goed genoot hij volop van al dat wat
typisch Nederlands is, die eigen context die we hier met elkaar uitmaken.

Terugdenkend zie ik hem weer de roltrap opkomen, als een
moderne uitvoering van wat in de vroege Keltische kerk normaal was: de reizende
bisschop, de ‘vagante bisschop’. Geen andere zetel dan de stoel die anderen hem
bieden, geen ander diocees dan de harten die opengaan; maar juist daarmee vol
gezag en gezang. Zijn diocees is dat van de Ministry of Music, de dienst van
het lied, en de dienst aan het lied.

Misschien is dat de bisschop van de toekomst voor de kerk
van de toekomst, een zwervende kerk, die zich overal thuisvoelt waar de muziek
van God mag klinken. Tot in een Amersfoorts restaurant aan toe.



vogelschuur

Natuur en dieren Posted on do, november 22, 2012 14:43:06

herplaatsing van 27 November 2008

Boomklever

Ik heb hem nog geen dag niet gehoord, hier in Zeist, de
boomklever. Blauwspechtje, wordt hij in sommige dialecten genoemd, een mooi
vogeltje, loodblauwe rug, oranje flanken, handig loopt hij de eiken achter ons
huis op en neer, langs de stam, over de takken. Met zijn flinke snavel peutert
hij overal insecten vandaan. Maar het meest opvallend is zijn geluid. Nu, in de
winter, meestal een stevige roep, maar soms en straks in het voorjaar een heel
vrolijke luide ‘tjoep tjoep’. Toen ik de hond had uitgelaten, vanochtend,
hoorde ik hem al weer zo vrolijk tjoepen. Amper was ik binnen, of hij landde
aan de andere kant van het raam, op de tegels. Zoek zoek, her en der kijken, in
gaatjes en tussen de bladeren. In zijn snavel een flinke oogst – een cocon
van een insect? Als veelzijdige boomklever kon hij ook de muur beklimmen. Daar vond
hij een gat dat precies was wat hij zocht, en hij stopte zijn snavelinhoud er
in. Hipte nog wat rond, de snavel leeg, keek goed om zich heen of niemand hem
gezien had, en weg.

Nu zit er een dikke grote ongerepte zonnebloempit in een gat
in ons muurtje. Voor slechte tijden. En alleen hij weet ervan.

Let op de vogelen des hemels, zij zaaien niet en maaien niet
en brengen niet bijeen in schuren… het bijbelwoord uit Matteüs 6 heeft een
kleine voetnoot nodig. De gaaien en de boomklevers in onze tuin ondermijnen het
woord van de Heer. Nu, die zal daar wel tegen kunnen. Ik blijf kijken. En wie
weet, op een dag, in het holst van de winter, komt de boomklever terug, zegt
God dank dat het pitje er nog ligt en kan weer een paar uur verder. Als hij
tjoep zegt op een koude dag weet ik dat het zover is.



Vroolijk

Liturgie en kerkmuziek Posted on do, november 22, 2012 14:39:30

herplaatsing van 16 December
2008

Ik houd van Kerstvieringen. Dat is maar goed ook, in mijn
beroep. Dus zei ik ja, toen ze vroegen of ik ook mee wilde werken aan het
feestje in het Woon- en Zorgcomplex in mijn wijk. Daar wonen heel wat
gemeenteleden, andere zijn er actief, vier tot zes keer per jaar is er een oecumenische
viering, een goede plaats om te zijn. De inhoud is helemaal in handen van
bewoners zelf, maar een koortje helpt bij zingen, en of ik mee wil doen? Hier
of daar de tweede stem bij een bekend lied, dat zou prachtig zijn.

Zo voeg ik me bij een bont oefengezelschap. De ene kent dit,
de ander dat. De ‘roos ontloken’ komt uit een verouderde katholieke bundel, (de
zetting van Praetorius interessant verprutst) het Ere zij God, meerstemmig
natuurlijk, uit een grauwe protestantse. Nummer 13, de laatste, heeft als
opschrift: ‘Vroolijk’. Dubbel O, dat is vast dubbel vrolijk, zegt mijn
medetenor, van rooms-katholieke komaf. ‘Daar ruischt langs de wolken’, het
start, maar vrolijk klinkt het niet. ‘Dat kan heel anders’, zegt hij, en hij
zingt een paar regels zoals hij ze in zijn hoofd hoort. Dat is pas vrolijk!

De man bij het keyboard grijnst. ‘Sorry, ik kom uit een
familie waar we alleen psalmen op hele noten zongen, en gezangen sirenische
minneliederen werden genoemd. Volgens mij is dit echt te snel, zo kennen we het
niet.’ We proberen nog een paar varianten, en komen op een gematigd tempo, dat
de mensen vast graag mee zullen zingen.

‘Vrolijk, maar zonder dat ze het kunnen merken’, concludeert
mijn buurman.

Leuk, die kerkmuziek. Een lied is altijd meer dan een lied,
het wordt ook een symbool, en het zingen ervan een ritueel. Zo’n kerstviering
is dus het delen van rituelen, elkaar een beetje een inkijk geven in eigen
leven, eigen traditie. Zo gezien is het een voorrecht dat ik het Ere zij God
minstens drie keer mag zingen, de komende tijd! Misschien merken ze het zelfs
wel, dat ik daar vroolijk van word!

En dat de uitdrukking ‘sirenische minneliederen’,
geijkt in 1834, door Jacobus Klok en Hendrik de Cock, ingezet tegen de
Evangelische Gezangen, nog steeds gebruikt wordt, dat doet mijn historische
hart goed.



Duiven in de winter

Natuur en dieren Posted on do, november 22, 2012 14:36:33

herplaatsing van 30 December 2008

Het wintert. Duizend duiven in de kale takken
houden zich stil.
Zien niets en niemand meer.
Ieder voor zich en zwijgend
wachten ze tot de tijd verstrijkt,
de zon weer kracht wint en het voorjaar wekt.

Is dit gelatenheid, aanvaarden wat er is?
Of ook verlangen, hoop op nieuwe tijd?
Alleen het hier en nu –
duif, kale tak en lucht –
of vruchten aan een boom, smakend naar meer?
Hoor ik alleen de kou
of baant zich in mijn oor koerend de lente baan?



Broeder portier

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on do, november 22, 2012 14:35:23

herplaatsing – geplaatst op 4 januari 2009

Eigenlijk, als je het zo leest in de Regel
van Benedictus, is elke functie in een Benedictijns klooster op zich weer de
mooiste functie die er is. De beheerder van de voorraadkelder is gastvrij, niet
zuinig, kent de noden van de broeders. De abt weet dat niet hij de baas is,
maar er namens de baas zit, en dat is heel ontspannend. De novicenmeester doet
zijn best de jonge monniken echt te leren kennen, zodat hij ze op z’n best
verder kan helpen met de eigen weg die ieder gaat. De portier hoort: Je zult
een gast die aan de deur klopt, opendoen alsof het Christus zelf is.

Mijn kloostercarrière is begonnen (en geëindigd, vermoed
ik) met die rol van broeder portier. Dat zat zo, alle dertig zusters waren de
hele maandag weg. Ze gingen met de bus naar hun nieuwe klooster, in Arnhem.
‘Berkel-Enschot’ wordt helemaal opgeslokt door Tilburg. Waar ooit hun koeien
graasden is nu het winkelcentrum, waar hun tuin was, komen de volgende
woningen, voor een ‘stille orde’ was de stilte te ver heen.

En dus zijn ze na vijftien jaar plannen, zoeken, niet
hierheen en niet daarheen, nu zover dat hun nieuwe klooster bijna af is,
Koningsoord op de Johannahoeve, Arnhem/Oosterbeek, een voormalig Mill
Hillgebouw. Enerverend, voor een gemeenschap van monialen die gewend zijn in
een vast patroon te leven. De verhuizing wordt prima voorbereid. En daar hoorde
dus ook de reis van maandag bij, kijken in het pand dat nu wind en waterdicht
is, waar de muren drooggestookt worden, waar iedere zuster haar eigen cel kan
uitzoeken. En waar de Schotse Hooglanders nieuwsgierig naar de
wit-zwartgeklede zusters stonden te staren.

Tja, en zo bleven wij achter, een dag zonder gebed. Nou ja,
met ons eigen gebed, maar zonder de zang van de zusters. En dus: met een deur
die soms open moest. De vererende taak viel de twee meest ervaren bezoekers te
beurt, en zo deed ik dus open. Het waren concrete vragen, die de mensen
stelden. Eenvoudig te beantwoorden, fijn om hen verder te kunnen helpen. Zou
Christus zelf ook zo’n gemakkelijke gast zijn?

Als de zusters terugkomen hoef ik hen niet meer open te
doen. Ze hebben zelf de sleutel. Eerst brengen ze alles op orde, eten ze, en
een paar uur later halen ze de vespers in. Maar het klinkt alsof ze nog niet
allemaal geland zijn. Waar gisteren de completen waren als een volmaakte rust,
een thuiskomen, bij God, zo dat een van de gasten zei: ‘Het was of ik door mijn
moeder werd ondergestopt’, was koor 2 tijdens deze vesper nog helemaal
onderweg, ergens halverwege Arnhem en Berkel-Enschot. Na het midden van elke
vershelft gingen ze opeens versnellen, en denderden ze de trap af. Inzetten
ongelijk, de rust tussen vershelften onrustig.

Tja, ze hebben zelf de sleutel. Maar stilstaan bij het
binnenkomen, en bedenken: elke gast die binnenkomt is als Christus zelf, dat
blijft een leven lang oefenen. Juist ook, om jezelf als zo’n kostbare gast te
zien, dat valt niet mee. Nu, mij hebben ze goed ontvangen, daar was niets mis
mee. En nu weer thuis. Het gastenverblijf is gesloten, verder, totdat het op de
nieuwe locatie na de zomer weer opengaat. En als er nu zomaar iemand belt,
zouden ze die kunnen weigeren, de regel kennende?

Thuis, denk ik nog even door. Als elke functie in een
klooster de mooiste is, zou ik dan niet abt en novicenmeester en
kelderbeheerder en portier tegelijk kunnen zijn, vraag ik me af? Gewoon, van
mijn eigen kloostertje? In duofunctie, samen met Marleen? Maar de vraag, bij de
poort, komt dan elke keer opnieuw weer terug: ‘Wie doe ik nu open – en hoe?’